
zijn echter nog afgescheiden de landen van den onafhankelijken
prins PHANG-WEDONO te Solo, en van de prinsen p a k o e - a x am
en n o t t o —e r o d j o in D jo k jo k a rta .
Doch lk moet mijne gedachten niet sneller laten loopen dan
de postpaarden, en reeds van Solo eh D jokjo spreken, eer
we er zijn aangekomen. We vertrekken dan van S a la tig a , en
volgen een’ breeden lommerrijken weg, die teil westen der bergen
M e r - a p i (1) en M e r -b a b o e in zuidwaartsche rigting door
de vlakte is aangelegd eil zieh , van tijd tot tijd over läge
heuvelen en aanhoogten slingert. Afwisselend rust ons oog op
de prächtige panorama’s , die beide bergen ons aanbieden, of
op uitgestrekte aanplantingen van koffijboomen, wier glanzige
bladeren en witte bloesems in den morgenwind wiegelen, en
waarboven de dadap-boomen hunne breede takken beschermend
uitstrekken. Vau tijd tot tijd ook schemeren door het groen
de witte muren van eenige europesche woningen, die aan de
eigenaars dier koffijtuinen, d. i. aan europdsche landhuurders,
behooreu. Gelijk bekend is, hebben sommige europesche onder-
nemers eenige gedeelten lands van de vorsten van So lo en
I)jo k jo ter aanplanting van indigo en koffijboomen gehuurd.
Ten gevolge hiervan ziet men de vlakten van D jo k jo k a rta met
indigo—aanplantingen overdekt, en de hellingen van den vulkaan
Mer —api zoo in D jo k jo als in Solo met duizenden van
koffijboomen beplaut. In 1854 produceerden de tuinen in Solo
de belangrijke hoeveelheid van 9,364 pikols koffij, en was het
produkt van indigo en koffij in D jo k jo k a r ta almede zeer aan-
zienlijk. Eenige jaren geleden woonde op Solosch grondgebied,
niet ver van de grens van S a la tig a en S o e ra k a rta , eqn der
grootste landelijke ondernemers, van wien men toenmaals hoorde
gewagen. Ik bedoel wijlen den Heer d e z e n t j e te Ampel. In
1838 genoot ik eens bij hem gastvrijheid en was getuige van
de voorbeeldelooze uitbreiding, die hij aan zijne onderrieming
gegeven had. Zijne landen vormden als het wäre een klein
(1) M e r a p i is denkelijk verkort van M e r a —a p i (rood v u u r.)
koningrijk, waarvan hij de souverein scheen te wezen. Men
zou gemeend hebben bij een’ inlandschen vorst te zijn, zoo
uitgestrekt was het terrein, dat hij bebouwen liet, zoo talrijk
zijne velden en koffijtuinen, en zoo talrijk de opgezetenen zijner
landen. Maar ook zijn landhuis scheen ’t verblijf van een’
inlandschen vorst te wezen. Dat huis, 2041 voet hoog gelegen,
is in den tränt der dalms der prinsen van Solo of der
regenten van J a v a gebouwd en ook zoo ingerigt en gemeu-
bileerd, en met een’ hoogen en dikken muur als een fort of
vesting omgeven, waarop 4 bastions en steenen schildhuisjes
gebouwd zijn. Een corps Predjoerits of inlandsche Soldaten
(schutterij), dat hij zelf had opgerigt, gekleed en uitgerust,
bewaakte de hooge poort en betrok des avonds de wacht op den
ringmuur. Binnen dien muur zag men een aantal bijgebouwen,
wachthuisjes (gardoe), pondoks, vijvers, badplaats, geweren,
lansen, pieken, trommen, boschhanen (ayam—alas) onder
k o e rongans (kooijen, in den vorm van een kinder-loopmand),
tortelduiven (p e rk o e to e t en tjik o e k o e r) (1), en verder een
groot gamlang-spel, een groote klok of bengel (lo n tjin g ), -
in den woord al de omgeving, die men bij de inlandsche vorsten
en regenten aantreft. Daarbij was hij gehuwd met eene Solosche
prinses, die den titel droeg van r a d e n -a ijo e en ook onder
dezen titel werd aangesproken. Men begrijpt, dat de begoocheling
groot moest wezen, en dat men telkens meeude bij een’ inlandschen
vorst of regent, niet bij een’ Christen landheer, te z ijn !...
Van Ampel, waar we nu slechts een oogenblik toeven, rijden
we een aantal palen verder, en passeren grootere en kleinere
dessa’s, boschstreken, koffijtuinen en onbebouwde terreinen, —
voorts het 5,049 voeten hoog-gelegen en om zijn europesche
groenten overbekende Selb, of Aglee, bij Selb, op den ver-
bindings-zadel der bergen Merapi en Merbaboe, - daarna het
(1) Eenige tortelduiven worden door de inlanders gewoonlijk in kleine kooijen
aan hooge bamboezen, als mastboomen, opgeheschen en dienen tot lokvogels. Het
geluid of het s l a a n der p e r k o e to e t is zeer zacht en liefelijk. De inlanders
betalen hooge prijzen, voor dezulken, welke het liefelijkst slaan.
15*