
Hier zien we eene groote eu nette aloen-aloen, liet huis van
den assistent-resident, de woning van den ro n g o of onder-
regent, en nog enkele andere woningen, benevens een groot
aantal dessa-huizen. De beer k l e in v a n d e po l l , assistentresident
der afdeeling Demak en G robogan (later resident
van Bezoekie ), ontvangt ons vriendelijk ten zijnent. In de
nabijheid van P o e rw o d ad ie bezoeken we den gastvrijen heer
k l e i n , ondernemer der tabaks-aanplanting P a n aw a n g a n , en
liebben hier gelegcnheid om zijne velden, werkplaatsen, schüren
enz. gade te slaan.
Omtrent de kultuur van tabak vinden vve de volgende mede-
d e e l i n g e n .M e n had in 1854 in de residentien S am a ran g ,
J a p a r a , R em b an g , S o e rab a ija en P a s sa ro e an 13 tabaks-
ondernemingen, voor welke de aanplantingen op hooger’ last
geschiedden. Voor deze 13 ondernemiugen waren toen 1759
bouws van 500 □ roeden aangeplant, die 16,100 pikols tabak
hadden opgeleverd. (In 1849, en dus 5 jaren vroeger, waren
er op J a v a 24 zoodanige ondernemingen, waarvan er sedert
11 zijn ingetrokken.) Behalve deze zijn er nog 4 zoogenaamde
vrije ondernemingen, als 1 te K e d ir ie , en 3 te Rembang.
Voor de inlandsche markt vindt men bovendien nog ver-
scheidene tabaks-aanplantingen, als te Ledok in de residentie
B ag e len , te B a n d ja r -n e g a ra in de residentie Banjoemaas,
te Malang in de residentie P a s s a ro e a n , in de residentie Ka-
doe, en te Bodjo en S e lo k a to n in de residentie Samarang.
De tabak, dien de inlanders gebruiken, wordt in zeer
fijn gekorven toestand op de inlandsche markt verkocht. Ze
rollen hem in een sirie-blad, en maken er, gemengd met
sirie-kalk eu fijne stukjes gambier en pinang- of areca-noot,
het bekende bete]- of sirie-pruimpje van, waarvan ik hooger
reeds gesproken heb. Of ook ze rollen liern in een stukje van
het lo n ta r-b lad of wel van een goed afgeschrapt en gezuiverd
pisang-blad, en rooken hem in den vorm eener cigarette.
Van P o e rw o d ad ie rijden we eenige palen ver en door enkel
sawalds heen naar het distrikt K ra d e n a n , om te Iioewoe
de vermaarde, reeds meermalen beschreven, //modderwellen van
Grobogan” gade te slaan. Reeds in het naderen hooren we een
dof gedreun, als het breken der golven op het strand, of als de
noodschoten van een ver verwijderd schip in gevaar van zinken
of vergaan. Men zou meenen een onafgebjroken kanonnade te
hooren, waarvan de schoten dan eens digterbij en dan weer
verder verwijderd vallen. Eindelijk zijn we te Koewoe. Daar
ligt eene duistere, zwarte vlakte van misschien een kwartier-uur
gaans in diameter. Die vlakte is enkel modder, nat en weelc
en znvalpend, en met zoutdeelen rijk bezwangerd. Op misschien
20 plaatsen te gelijk zien we reusaehtige blazen of bellen van
modder ter hoogte van 2 a 3 eilen oprijzen, zieh uitzetten en
met een eigenaardig gedruisch weder ontploffen. Maar op twee
centraal-punten van den poel, of in het midden van ’t bassin,
zien we twee hoofd-wellen, waaruit bijzonder-breede modder-
zuilen zieh soms tot 4 a 5 eilen hoog verheilen," en dan met
een’ zwaren knal, als van den donder van geschut, uiteenbarsten
en nederploften. En telkens rijzen er nieuwe bellen of blazen, en
telkens dreunen de slagen, waarmede ze uitisenspaften, en telkens
stijgt een damp, die een zwavelachtige reuk verspreidt, naar
het zwerk omlioog! Niets anders ziet het oog, dan zwarte
zuilen, als spooksels uit den afgrond opgedoken; — niet anders
hoort het oor, dan het dof gebulder, waarmee die zuilen in
zieh zelve terugvallen, om dadelijk weer een nieuwe KuiP een
nieuwe modderkolom te vormen! En dit duurt dag en nacht,
jaar in jaar u it, altijd - altijd v o o rt!... —* De inlanders hebben
op de eenigzins vast-geworden moddermassa planken en vlotten
en gespleten bamboezen gelegd. Op die planken en vlotten loopen
ze, en in die bamboezen vangen ze als in goten het vrij-gewordeu
zilte modder-water op, dat in de zon verdampt en zijn wel-zout
achterlaat'. Allerwege ziet men ze staan, kruipen, of op de weekere
plekken plat-uitgestrekt als zwemmers liggen, daar om planken te
schuiven, ginds om voren, sleuven, kuilen en kanaaltjes te graven,
elders om goten van bamboes te leggen, en weder elders om
de verdeelde hoeveelheden modderwater in een grootere goot of