
en hij glimlaclit, maar spreekt het niet tegen. Op den top van
denen T id a r heeft men een prächtig panorama te bewonderen.
Tallooze dessa’s , in het groen van kokospalmen en bladerrijk
geboomte verscholen en als bouquetten in de vlakte uitgestrooid,
omringen ons aan alle zijden; de hooge bergen M e r-a p i en
M e r-b a b o e vormen, op de grenzen van S o e r a k a r ta , en in
de rigting van D jo k jo k a r ta , den achtergrond; — beneden stroomt
de trotsche P ro g o ; - elders vlieten He E lio en P a b d la n , -
en in de verte schemert het bekende Margo w a ttie , wegen,s
zijn edel, kraclitig en schoon paardenras alom op J a v a ver-
maard. Een ander panorama wordt ons ; aangeboden, wanneer
we nit het eenzaam doch schilderachtig gelegen residentie-huis,
dat met een’ schoonen hof als met een lustwarand omgeven is ,
den blik naar ’t noorden wenden. L)aar voor ons ligt een diep
ravijn, het bed van den P ro g o—stroom, en aan de overzijde
van dat ravijn staat de 10707 voeten hooge en door de inlanders
dezer streken zoo geliefde S o em b in g , die zijn’ ontzaggelijken
voet als met een kleed van groene sawah’s heeft bedekt.
Honderden terrassen, met enkel padie beplant, klimmen onbekom-
merd en onbevreesd tegen den vuurberg op, en het is alsof
de hemelhooge reus zieh goedertieren en zachtmoedig leent om
tot amphitheater te strekken der rijke en welige landouwen, die
hier het oog bekooren. Achter hem schuilt zijn tweeling—broeder,
de 10018 voeten hooge S in d o ro , die vruchteloos zijn’ schoonen
top tot zijns broeders kruin tracht op te helfen. Op het punt,
waar we nu staan, is liij ouzigibaar voor het zoekend oog,
maar in ’t W i l l e ri-woud, gelijk men zieh herinnert, zagen we
de beide ,/broeders” (G o en o n g -S o ed a ra) vreedzaam en
vriendschappelijk naast elkander staan.
De residentie Kadoe is het meest gecultiveerd gewest van
Java. Overal zijn koffijtuinen, rijstvelden en aanplantingen van
tabak en indigo. Alle heuvelen en hellingen, alle dalen en
valleijen zijn beplant, en men zou meenen, dat er geen enkel
plekje onbebouwden grond was overgeschoten. Suikerriet—velden
echter en suiker-fabriekeu zoekt men te vergeefs. Slechts hier
en daar ziet men bij de inlandsche huisjes, gelijk overal op
J a v a , een paar suikerriet—stokken groeijen, tot eigen huiselijk
gebruik of tot verkoop in kleine stukjes op de passer bestemd.
Maar niet alleen tropische planten en gewassen, ook euro-
pésche bloemen, vruchten en groenten komen in deze residentie
willig en welig voort. Onder anderen levert, de private moes-
en vruchten-tuin van den resident te P a k k ie s , p. m. 1000
voeten hooger dan Magelang gelegen, overvloed van aardbezién
op, die in geur en smaak niet voor hare zusters in Europa
onderdoen.
De residentie Kadoe was ook, naar het schijnt, voor den cultus
der oude Hindoe-bevolking van J a v a de boven anderen uitver-
koren landstreek. In het distrikt M o n tila n aan den westelijkeu
oever der P ro g o -riv ie r, op ongeveer drie uren afstands van
Magelang, verheft zieh de vermaarde tempel van B o ro b o d o r,
waaraan tal van beeldhouwers en bouw- en werktuigkundigen,
wie weet hoevele jaren lang, moet gearbeid hebben, — en elders
staan weér andere tjandi’s of tempelen en pagoden, die onder
de namen van tjandi M o en d o e t, tjandi S e lo -G r io , tjandi
P e r o t, tjandi Batian-, en Ged o n g -so n g o of tjandi sango of
negen tempelen (ten zuiden van den berg O ena rang gelegen)
bekend zijn.
Gehoor gevende aan vaak geuite wenschen, onder anderen ook
van het Bataviasch genòotschap van kunsten en wetenschappen,
heeft het Indisch gouvernement, tijdens het -bestuur van den
minister van staat, Gouverneur-Generaal J. J. rochussen, in wien
de kunsten en wetenschappen zooveel bescherming en aanmoedi-
ging vonden, in het jaar 1848 besloten, om van den ganschen
tempel van Borobodor teekeningen te doen vervaardigen, ten
einde de gedachtenis van dit steeds meer en meer in verval körnende
prächtige en gedenkwaardige monument der oudheid niet
alleen te be waren, maar ook om dit monument meer algemeen
aan de wereld bekend te makeu. Sedert 1849 waren twee be-
kwame teekenaars aanhoudend werkzaam, om met behulp van
den toestel van daguerre zuivere teekeningen van den tempel,
I P