
loofsijver gewekeu is, - ziet men die beeldstormers zieh,
in spijt van profeet en koran en M ek k a , aan ikonolatrie schuldig
maken, en bij de verminkte steenen menschenbeelden of-
feren en reukwerk branden. Inzonderheid echter zijn liet de
inlandsche vrouwen, wie liet vervvijt van beeidendienst geldt.
Menige inlandsche bruid komt bij een Boeddha-beeld hare wen,
sehen uitspreken, en menige inlandsche vrouw komt bij den
tempel van Bo ro b o d o r, zoowel vöor als na hare bevalling,
vruchten en bloemen offeren en menjan of s ta n g ie en doepa
ter eere der beeiden ontsteken. — De oudste oorzaak echter
van den beeldstorm op J a v a moet gezöcht worden in den
partijhaat en de godsdiensttwisten, die de verschilleude sekten
der H in d o e s , en inzonderheid de Siva-verecrders, aanhoudend
verdeelden. Niets natuurlijker dan dat ze in de liitte hunner
veeten elkanders tempelen en beeiden en gevvijde plaatsen, dg
in een woord, al wat tot den cultus der tegenpartij behoor-
de , - met schendige hand verininkten of vermeiden . . . .
Op een half uur afstands van Bo ro b o d o r en 14 palen van
M ag elan g staat in het distrikt P o e rb o lin g o de tempel of tjandi
Moendoet. In 1834 heeft de toenmalige resident van Kadoe,
wijlen den heer h a k t m a n , dezen tjandi, die onder de uitgewor-
pen inassa’s zand en lava van den Merapi zoo lang bedolven lag,
doen opgraven. De tjandi, bij de zamenvloeijing der rivieren E llo
en P ab e lan gelegen, is een kleine 97 voet hooge piramidale tempel
van door inkepingen en zwaluwstaarten verbonden trachyt-
steen. Het dak van dezen tjandi is mede van enkel steenen
gebouwd, die allen zoodanig gebeiteld zijn als daar even ten aan-
zien der konstruktie van B o ro b o d o r gezegd is. Elke steen van
dit dak is op den anderen, doch altijd een weinig vooruitspringen-
de, los nedergelegd, zoodat, hoe hooger het dak werd, zoo meer
de beide zijden er van elkander moesten naderen, en ten laatste
aan elkander sluiten of zieh met elkander verbinden en vereeni-
gen. In het midden der binnenruimte van dezen met talrijke bas-
r e lie f s , even als de Borobodor:',; versierden tempel zitten op
steenen zetels en kussens d r ie , - elk uit een enkel blok steen
gehouwen, - reuzenbeelden, waarvan er twee 8 voet hoog zijn,
en het middenbeeld eene hoogte heeft van 13 voeten! Misschien
stelt dit laatste beeid den wijsgeer of den leeraar b o e d d iia 'voor,
die zijne N irv a n a , of de leer ,/ dat de rust der hartstogten de
voorwaarde is van geluk,” aan twee zijner leerlingen verklaart.
De houding der hand en vingeren van dit beeid, het grootste
beeid welligt, dat op Jav a bestaat, schijnt dit vermoedeu
aannemelijk te maken. Het is blijkbaar het beeid van iemand,
die onderwijst en uitlegt, terwijl de beide andere beeiden naar
den leeraar schijnen te luisteren. — In de binnenzijden van den
tjandi ziet men zes ledige nissen, met bloemwerk en kleinere
beeiden geörneerd, en de leuningen van B o ed d h a ’s stoel of
zitplaats zijn met bloemen, olifants- en drakenkoppen en afbeeldingen
van tijgers versierd. — De naam van den tjandi moendoet
schijnt afgeleid van het Javaansche woord m o en d o e t, hetwelk
opnemen beteekent, of eigenlijk mendoe t of m en d e t, hetwelk
eisch of verzoek beteekent.
Op een’ afstand van ruim 2 uren van Magelang vindt men
bij den berg G a n ti, in de dessa S e tro -W e tja n n a n van het
distrikt B andongan, de in 1835 ontdekte tjandi Selo -G rio .
Deze tjandi is aan de naar de 4 windstreken gekeerde zijden
met 4 beeiden, en overal met talrijke figuren versierd, en
heeft met den moendoet wel eenige overeenkomst,, doch is
daarmede in schoonheid en sierlijkheid niet te vergelijken.
De tjandi P e ro t ligt aan de helling van den berg Soem-
b in g , tusschen Temangong en Prap ak . De tjandi B a tian
is in het distrikt M o n tila n gelegen, en de G e d o n g -S o n g o
of Sango f een groep. van 9 tempels, in Soemowono; —
allen op meerderen of minderen afstand van Magelang.
De lesende of sase der inlanders O O betreffende B o ro b o d o r en
M o en d o e t luidt als volgt: „ Koniug d ew o - k o e so em o , tweede
zoon van den Hindoe—hoogepriester van S o e ro -L o ijo , in de
veertiende peuw, had een jonge maagd, m o e n d o e t genaamd, tot
bijzit genomen, die later bleek ziju eigene, hem 14 jaren geleden
ontstolen, dochter te zijn. Tot straf van zijn misdrijf werd