g elide de;ie muz«vk cle sultau- uit en treedt binnen.
Hij is een schoon man van een bijzonder-goed voorkomen
op Wien eene excentrieke docbter Albion’s misscliien liet bekende
A p o llo -fa c e en C u p id - sm ile s zou toepassen. Zijne sikapan
van zware gebloemde zijde, en zijne ver der e ganscli-sierlijke
javaansche kleeding schittert van juweelen en in zijn d é ta of
s ta n g a n -k a p a la (lioofddoek) steekt een groote brillanten speld
van liooge waarde. Zijne Hooglieid blijft den gansclieu avond
ij ons, en zijne muzykanten laten zieh van tijd tot tijd hooren.
Tegen 11 ure neemt hij afscheid, en de terugtogt geschiedt met
dezelfde staatsie, als waarmede hij gekomen is.
( ' djCzer’ ket 1S 111 1852, dat we van dezen sultan sprekeu.
lhans (1859) is hij niet meer onder de lev enden, en zijn
broeder zit op den door zijn’ dood opengevallen troon.
Het paleis of den kraton van D jokjo zal ik niet beschrijven.
Het heeft veel gelijkenis met dat van S o e ra k a rta , en is even-
eens door een’ hoogen ringmuur en graclit omgeven, waarbinnen
vele hofbeambten en duizenden van hofbedienden in kleine dessa’s
wonen. De ringmuur is almede met bastions bezet en met
geschut beplant, Geen van beide kratons kan op sierlijkheid
of bevalligheid roemen, en die weleer het voormalig paleis te
I a n ab an g bij B a ta v ia zag, hetwelk de gouverneur-generaal
G. w. VAK IMHOIT in 174-3 liet bouwen, of dat, hetwelk liij
in 1745 te B u ite n z o rg stichtte, — toen dit kndgoed op
10 Augustus van dat jaar door de bewindhebberen der O. I.
Compagnie aan de tijdelijke opperlandvoogden was afgestaan, -
zou aan de kratons van Solo en D jo k jo zeker den naam van
p a le is weigeren te geven.
Het hooggeroemde water-kasteel te D jo k jo , « Tam ansârie
of T aw a n g -s â rie - (eigenlijk bloementuin of lusthof) (sarie
is : bloem) - geheeten, is een merkwaardig gebouw met dikke
muren, en vijvers, en grachten, en beneden de waterlijn der
grachten aaiigebragte gangen, benevens een’ vrij-hoogen toren. Het
is m 1754 door Portugésche bouwmeesters gesticht, blijkbaar om
m oorlogstijd tot schuilplaats te strekken der vorstelijke familie.