
en figuren versierd. De muzyk der g am lan g bij die gelegen-
heid heet die der: gamlang-senen, en het gespeeld wordende
thema heet: logandjoor.
Weldra begint de troep in gezamentlijken rid , paar aan paar
naast elkander, onder het langzaam maatgeluid der gamlang
stapvoets en stätig, daarna bij versnelling der muzyk in goeden
draf, en eindelijk bij herhaalde versnelling der muzyk in vollen
galop driemaal het terrein rond te rijden. Aan het front bevin-
den zieh twee der aanzienlijkste Hoofden op schoone en vurige
paarden, trotsch op hunne blinkende tuigen, met vonkelende
oogen, en knabbelende op hun gebit, schuimende en brieschende
en als met ongeduld den strijd verbeidende. Nu houden de
ruiters halt, en straks daarop maken zieh de twee voorste strij-
ders van den troep los, en, elkander in vollen ren op het plein
ontmoetende, trachten ze elkanders lansen te breken of elkander
uit den zadel te ligten, — en dit soms met zooveel kracht en
gezwindheid, dat ze den koelen aanschouwer huivering aanjagen.
Valt een der ruiters bij den aanval in het zand, of breekt
zijn lans somwijlen, dan stijgt er een daverend gejuicli uit den
drom der omstanders ten hemel, en de overwinnaar sluit zieh
zegepralend en den boezem vol van trots weder aan den stoet
der ruiters aan. Een tweede paar volgt het eerste op, daarna
een derde, en zoo vervolgens, totdat de beurt weder aan het
eerste paar gekomen is.
Doorgaans ziet men op het terrein een paar clown’s of arlequins,
die de bewegingen der aanvallers parodieren en de lachspieren der
toeschouwers in beweging brengen. Op bitter-kleine, dood—magere
en lelijke paardjes gezeten, raken hunne voeten bijkans den
grond. Ze hebben ook een lans in de hand, maar met een’
stroobos er boven aangebonden. Daarmede rennen ze van tijd
tot -tijd op elkander in, maar zoo kluchtig en met zulke on-
noozele gebaarden en bewegingen, dat ze soms, zonder elkander
te raken en als door de persing der lucht bij den aanval,
beiden van het paard vallen en zieh een eind weegs laten
heenrollen! Dan weder gaan ze op den siechten naauwelijks
hruikbaren zadel staan, en voeren ze een’ inlandschen dans uit
tot groote vreugde der menigte. Dan weder zetten ze zieh
verkeerd te paard, en den staart van het dier als toom ge-
bruikende, rijden ze er zoo mede rond. Dan weder laten ze
pathsan’s (inlandscli vuurwerk) aan de staarten hunner paarden
binden. Woedend rent dan het verschrikte beest daarmede rond,
doch het geknap en geknetter' van het vuurwerk volgt hem
overal; zijn staart staat in vuur en vonken; met steile ooren,
opgesperde oogen en overeind-staande manen vliegt het zonder
doel, zonder besef, in doods-angst de aloen-aloen in alle rig-
tingen over; maar overal slaat en knapt en knettert het achter
hem, - en onder die bedrijven is de clown, gelijk zieh denken
laat, al lang in het zand geworpen!
Na verloop van een paar uren kündigt de maat van de
gamlang het einde van het tournooispel aan. De troep schaart
zieh weder als bij den aanvang, paar aan paar, en rijdt eerst
statig en langzaam, vervolgens in gestrekten draf rond, en
stuift eindelijk de aloen-aloen uit.
Van de hoofdplaats M a d ja le n k a , waarvan niets bijzonders
te zeggen valt, gaan we door heerlijke en waterrijke dreven
over Madja naar de dessa Telaga. Tot Madja komen we per
rijdtuig en worden door den kontroleu-r aldaar, den heer b o u tm y
(thans inspecteur der kulturen), gastvrij ontvangen. Hier begint
de weg al steiler en steiler te worden, en moeten we onzen
togt te paard vervolgen. De natuur rondom ons is overal eindeloos
schoon, en de heerlijkste tooneelen der schepping wisselen
elkander af. Tegen den middag hebben we het hoog-gelegen
Telaga bereikt. ' In deze plaats worden, als poesäka’s of
erfstukken van het distrikt, zeer oude wapenen, eenige metalen
stukjes geschut, eenige steenen en metalen beeiden, eene kris
en eenige ijzeren voorwerpen met bijgeloovigen eerbied bewaard.
Een klein en zeer oud planken huisje is hiertoe opzettelijk
bestemd en staat als in het midden der negorij. Waarschijnlijk
zijn sommige dier poes&ka’s afkomstig uit den tijd van het rijk