^ an P a ttie vervolgeu we onze reis 13 palen verder naar
Djawana, gewoonlijk Jo ä n a genoemd. In de kotta staat een
oud en half-vervallen fort aan eene bfeede rivier, de Djaw
an a—r iv ie r genaamd, en het gansclie voorkomen der wegen
en huizen te dezer plaats doet ons een oud-Hollandsch
stadje dadelijk herkennen. En waarlijk, Djawana is almede
eene der eerste vestigingen der Europeanen op J a v a , en het
groote en goed-gebouwde steenen fort bewijst, dat men op het
bezit dezer vestiging grooten prijs moet gesteld hebben. - De
Nederlandsche schepen komen voor de monding der gemelde
rivier teil anker, om de suiker, koffij enz. af te halen. Op
de reede liggen drie eilandjes, die genaamd zijn P o e lo e -b e sä r,
P o e lo e—g la tik en P o e lo e—Djawana. De daim eil de
aloen-aloen van den regent hebben niets aantrekkelijks, even-
min als de groote passer, de körte allée van hoog geboomte
in de kom der kotta, en de dwarswegen en bijpaden tusschen
de inlandsche woningen. Over het geheel maakt, de plaats met
liare vervallen europésche huizen, en hare onzindelijke Chinésche
woningen in de hoofdstraat, geen’ aangenamen indruk, - en toch
zal men ze met belangstelling bezigtigen. — Naar men zegt, is
het distrikt T aijo e , in de afdeeling Djawana, bijzonder schoon
en liefelijk. Ik heb het niet bezocht, en kan er dus niets
van schrijven, dan dat het aan eene der hellingen van den
berg van J a p a ra gelegen i s , en dat men er de nopal-velden
van Klamboe eil eenige tabaks-aanplantingen vindt.
Als we vervolgens de rivier, waaraan het fort ligt, met de
pont overvaren, rijden we nog eenigen tijd op J a p a ra ’s ge-
bied, en wel tot aan D re s se n , alwaar we de grensrivier passe-
ren tusschen de residentien J a p a r a en Rembang. Over deze
rivier ligt een lange b rug, en juist op het midden van die
brug wordt de grensscheiding op een met groote letters beschreven
plank of bord aangewezen. Hier gaan we dus J a p a ra
verlaten, doch niet zonder aangeteekend te hebben dat deze
residentie in 1854 een produkt opleverde van 421,716 pikols
padie, 4,066 pikols koffij, 130,825 pikols suiker, 36,353
ponden Cochenille, eil 400 pikols tabalc, - en voorts 147 liout-
bosschen en 609,568 klapperboomen telde, en emdehjk een’
veestapel had van 94,391 karbouwen, 1,415 runderen en 6,979
paarden.
En nu rijden we de brug over, en bevinden ons in de
met 573,959 zielen bevolkte residentie:
R E M B A N G .
We hebben de P re a n g e r-re g e n ts c h a p p e n en de K ad o e ,
residentien van koffij, Bag e ien de residentie van indigo, en J a p
a ra de residentie van suiker genoemd, maar Rembang mögen
we de residentie van zout, tabak en djatti-hout noemen. We
weten wel dat Rembang ook suiker produceert, want de twee
suiker-fabrieken T o e lie s en W a rin g ie n -a g o o n g zijn daar.om
het te bewijzen. Maar toch behouden we den naam, dien we
aan Rembang gegeven hebben. De postweg, die van Jo ä n a
af tot Rembang en tot voorbij T o eb an digt längs het noor-
der-zeestrand voortloopt, slingert zieh niet ver van de zoo even
gepasseerde grensscheiding längs een aantal zoogenaamde stellen
van zoutpannen (1), en met een paar woorden wil ik een denkbeeid
van een zoutpan of liever van een stel zoutpannen geven.
Men verbeelde zieh dan drie, doorgaans vier, vierkante beddin-
g-en of stukken gronds van p. m. 20 voeten in middelliju. Ik
zal ze p i t t a k ’s noemen, even als de p i t ta k ’s der sawah-velden.
Ieder pittak is door een’ aarden wal (galangan) of dijkje van
ruim 1 voet hoog omgeven. In pittak N°. 1 wordt het zee-
water ingelaten of ingeschept, en blijft daarin p. m. 8 dagen
(1) Men herinnere zieh, dat we hier reizen in 1853. Sedert | de aanmaak van
zout voor J a v a bepaald geworden tot het Zuiderstrand op de vnje lauden van Prins
PAKOE-A1.AM te Djokjokarta.