taal gepredikt. Sedert 1857 heeft B u ite n z o rg een’ eigen
predikant, waartoe het vooistel kort geleden gedaan was. De
gouvernements lagere school is er bevolkt inet 45 kinderen.
De botanische tuin achter het paleis is, onder het bestuur van
den Gouverneur-Generaal v a n d e r c a p e ix e n (1816-1826), door
wijlen den hoogleeraar r e in w a r d t aangelegd, en bevat, - behalve
de exemplaren van allerlei inheemsche of tropische boomen,
planten, gewassen en bloemen van den Indischen Archipel, - ook
vele exemplaren van exötische gewassen uit alle werelddeelen.
Bovendien levert deze tuin, door zijne smaakvolle verordeniug
en gedurige afwisseling van plantsoen, vijvers, stroomen, beken,
wegen, menagerie, hertenkamp enz., eene, hoogst, aangename
wandeling voor den bezoeker op. Het paleis zelf is een prächtig
gebonw, in grootschen stijl opgetrokken. In een der zalen hangen
de kopijen der portretten, die we te B a ta v ia zagen.
Van het torentje, dat dit kolossaal gevaarte siert, heeft men
een verrukkelijk panorama der natuur te bewonderen, en reikt
de blik bij helder weder tot aan het mastbosch van schepen
op de bataviasche reede. Een dergelijk schouwspel biedt zieh aan
uit de hoog boven B u ite n z o rg gelegen landhuizen van Tji-
koppo en P o n d o k—Gedeh. Ook uit het landhuis van
T jo g rek en uit den koepel van hei logement B e lle -v u e
te B u ite n z o rg heeft men een heerlijk uitzigt op de landstreek
rondom en op den 6995 voet hoogen berg Salakh.
B u ite n z o rg draagt roem op twee badplaatsen van kristal-
helder bronwater. Een is er in den botanischen tuin; de andere
vindt men bij kotta-batoe, (welk woord | steenen-Stad” beteekent,)
op het landgoed Tjomas. Kotta-batoe was eenige eeuwen geleden
de hoofd'zetel of hoofd-negorij van het rijk van P a d ja d ja ra n g .
Hier vindt men nog een’ merkwaardigen steen, batoe-toelies ge-
naamd, d. i. beschreven steen. Op dien steen ziet men eenige
meerendeeis onleesbare inscriptien in de Sunda—taal. In den
naasten omtrek er van ontwaart men op een eenzaam en verlaten
plekje, door eeuwenheugend geboomte belommerd, het hooger
rpeds als naam van een’ bantamsch regent gemelds A r t j a h -