
Den 3a™ dag namelijk, na onze aankomst te Sumanap, ontvin-
gen de Assistent-resident en zijne twee dochters, en mijne
vrouw en ik zelf, eene toezending van wege den sultan van
v ijf h o n d e rd g e sc h u u rd e k o p e re n d u ite n ( / 5 koperen
munt). Onze verbazing hierover duurde niet lang, daar onze
gastheer weldra de noodige inlichting gaf. De verjaardag namelijk
van den dood der ratoe of sultane was juist onlangs ingevallen,
en op dien dag had de sultan eenige honderden guldens aan
glad-geschuurde koperen duiten, volgens de a d a t of (vorstelijk)
gebruik, op haar graf doen leggen. Na verloop van eenige
dagen was dit geld er weder afgenomen, en werd nu, alweder
volgens gebruik, onder de nabestaanden en de ingezetenen der
plaats verdeeld. Bij deze verdeeling werd echter eene zekere
orde of maatstaf gevolgd, zoodat de aanzienlijke personen meer
ontvingen dan de minder-notabelen. De Assistent—resident b. v.
en zijn gezin en wij kregen het maximum; de overige personen
ontvingen, naar gelang van stand of rang, / 5, of f 4, o f / 3 ,
off 2, of f 1, of minder, en zulks afdalender wijze tot het
minimum toe, d. i. een d u it. Naar ik meen, wordt niemand,
die ter plaatse woont, waar de verdeeling gesehiedt, uitgesloten,
en nu zelfs werden ook wij, die er slechts tijdelijk vertoefden,
niet vergeten. Het gescheuk, dat we in een pisang-blad gerold
(boenkoes) ontvingen, en dat als een gedachtenis, een don of
so u v e n ir d ’o u tr e - tom b e der afgestorvene vorstin kon worden
aangemerkt, was gelegd in een tafelbord, gevuld met ge-
kookte rijst, en gewikkeld in een stuk nieuw wit katoen. —
Het geheel heeft eene allegorische beduidenis. Het is de uit-
drukking of voorstelling van een beginsel, dat aan deze a d a t
ten grondslag ligt en hoogst-eerbiedwaardig mag heeten, —
het is u het beginsel van weldadigheid, in voedsel, kleeding
en geld, en dus op drieerlei wijze, betoond.”
En nu gaan we Sumanap verlaten, en keeren längs den-
zelfden rijweg, dien we gevolgd hebben om herwaarts te komen,
naar P am ak a ssan terug. Van hier rijden we dadelijk door,
MADURA (SOERABAIJA). 309
en bereiken het dorp B a lég h a of Bléga, in hét goed-bebouwd
distrikt van dien naam, alwaar het distriktshoofd of wel de Ario
of Aria ons een goed logies in een passangrahan buiten de dessa
bereid heeft. Zijne gade, eene vrouw van vorstelijke afkomst,
brengt ons tegen het vallen van den avond, en dus kort na ons
arrivement, een ongedacht bezoek. Hare kleeding is bijzonder-
prachtig, en achter haar gaan verscheidene vrouwen, die haar
gouden siri-doos en pajong of zonnescherm dragen, en vol-
gelingen (kawan’ s), die mandtjes (te n n o n g ) en borden en
schoteis met vruchten en gebak voor ons nederzetten. We zaten
juist, na het vertrek van het distriktshoofd en zijn gevolg, die
ons ontvangen hadden, er over na te denken hoe Ons verblijf in
deze bosehachtige streek des eilands iets fantastisch en romantisch
had. De eenzame hut, met schreeuwende g e k k o ’s in het
dak en t j i t j a k ’s ' aan de wanden,.. geen menschelijke woning in
’t gezigt!... ’t Was als of we op een onbewoond eiland waren!
Wel hadden we-zelven het aldus geregeld, dat we te Balégha,
op 77 palen afstands van Sum an ap en 26 palen van Bang-
k a la n g , zouden overuachten, maar een’ avond en nacht als
in een’ roman hadden we ons niet voorgésteld. En nu te
midden onzer gepeinzen komt daar, als in eene toover-ge-
schiedenis of toover-ballet, een madurésche prinses, met een
stoet van vrouwen achter zieh, om den hoek van een bosch
als uit den grond te voorschijn en overlaadt ons met geschen-
kett van Pomoon! Er was inderdaad iets feerieks in die ver-
schijning en in de geheele situatie. Een aanschouwer in de
verte zou gemeend hebben een of andere acte uit een drama
te zien, gekadreerd in het dekoratief der vrije natuur! . . .
Intusschen verhaalde ons de gulle bezoekster, dat hare woning
in de dessa B a lég h a bij het riviertje, dat ook B a le g h a heet,
achter ’t. gindsche Djatti-bosch verscholen lag. En naauwelijks
heeft ze weder afscheid genomen, of uit die volkrijke dessa,
welke met eene fraaije moskee prijkt en in hare nabijheid
eene post-station heeft, komen eenige goed-gewapende Madurezeu
de wacht voor onze woning betrekken. Op J a v a is zulks meer