naam van K a li-m a a s ontvangen hebbende, zieh op de reede
dezer stad uitstort. Bekend is het, dat de M e l i r ip - s lu i s de
stad S oerabaija in de westmoesson of regeiitijd voor de over-
stroomingen der K e d i r i e - r iv i e r behoedt, en tevens oorzaak
is dat het rijstgewas van meer dan 50,000 bouws sawahvelden
in dit jaargetijde voor totale vernieling bewaard blijft.
Van Mo d jo k e rto begeven we ous vervolgens naar M o d jo s
a rie , alwaar we na een paar uren aankomen. De weg der-
waarts leidt door liefelijke dreven en längs eenige rawa’s of
poelen, welker wateren met een menigte van meliwie’s (taling-
eenden), meerkoeten en waterhoenders (aijam-aijamau) bedekt
zijn. ^ Tusschen deze moerassen in liggen enkele vriendelijke
dessa’s, waaruit dwarrelende en door de zon blaauw-gekleurde
rookwolkjes opstijgen en zieh boven het geboomte in.kringen
welven.
M o d jo sa rie is een net-aangelegd plaatsje, met breede rij-
wegen doorsneden, en van alle zijden door klapperboomen,
breede s lo k k a n ’s of slooten, en sierlijke bamboe-struiken om-
geven. In het midden is een groot plein of aloen-aloen,
en digt hierbij ziet men de suikerfabriek K o n in g w i l l e m I I ,
eene nette kampongder inlanders, en enkele Enropesche woningem
In een dezer huizen woont de kontroleur, de heer v a n s p a l l
(1853), die ons vriendelijk gastvrijheid aanbiedt. Buiten de negorij
bloeijen de koffijtuinen, en rust het oog op uitgestrekte sawah’s en
met snikerriet beplante velden. Van Modjosarie uit bezoeken
we onderscheidene dessa’s , waarin javaansche Christenen hunne
huisjes en hutjes hebben, en met de Muhamedaansche ingezetenen
vreedzaam leven. We zien de christen-vrouwen aan het weef-
getouw, en de ehristen-mannen aan het ploegen en bewerken
der sawah—velden, of aan bruggen, dijken en wegen arbeiden.
Ginds staat de moskee, en däar het kleine bedehuis der Chris,
tenen, - soms geen 50 schreden van'elkander! . . .
Digt bij de kontroleurs-woning ziet men den binnenweg,
die naar het bekende T raw a s , het buitenverblijf der tijdelijke
residenten van Soerabaija voert. Trawas ligt 2429 voeten
hoog als op de heupen of lendenen van den berg B o tta k , een’
top van den 10,820 voet hoogen berg Ardjoeno. Ik heb geeu
gelegenheid gehad, om die zoo zeer geroemde plaats te bezoeken, en
kan dus ook niets zeggen van de oudheden, die op den B o tta k
en den rüg van den berg P en an g o en g an g gevonden worden.
Gaame had ik däar gezien, wat anderen gezien hebben, dat |
prächtig D je lok-Toendo met zijn bruisend bronnat, zijn
fraaije steenen groepen met sierlijke sculptuur en mythologische
figuren, — dät kolossale beeid van b o e d d h a , — dat fijn—bewerkte
viscHNOE-beeld, en die vele monumenten en trachyt-blokken, die
daar in eene woeste natuur verspreid en verstrooid nederliggen.
Maar de lezer verliest er niet bij, dat ik er van moet zwijgen,
daar de heer Dr. v a n h o 6v e l l er eene met een plaat versierde
beschrijving van gegeven heeft in zijne re is over J a v a ,
M ad u ra en Bali. Naar die beschrijving vervfijs ik den lezer.
En hiermede zullen we aan ons bezoek in de residentie
Soerabaija een einde maken. Alleen dient nog opgemerkt te
worden, dat men in dit uitgebreid gewest 32 suikerfabrieken
vindt, waaronder 14 partiknliere fabrieken. De gewone fabrie-
ken zijn: T ja n d ie , B o e d e ra n , W a ro e , P o r ro n g , Tangoe-
la n g in g , K e tä g a n , K e ta b a n g , S en tan an—lo r , Koning
W illem I I , D jom b o n g , W a to e - to e lie s , B a lo n g -B e n d o ,
S ro e n ie , Gempol—K re b , K r ia n , K rem b o o n g , K e tan en
en Goedo. Eenige dezer fabrieken zijn in de afdeeling Modjo
k e r to , - anderen aan den postweg van S o e rab a ija naar
P a s s a ro e a n gelegen, — en anderen hebben we gezien op onze
reis van S o e rab a ija naar M o d jo k e rto . Van al deze fabrieken
werd in 1854 een produkt verkregen van 326,889 pikols suiker.
De koffijtuinen der residentie bragten in dat jaar 10,409 pikols
koffij op, — de rijstkultuur leverde 2,419,403 pikols padie, en
de tabakskultuur 358 pikols. — Het aantal klapperboomen bedroeg
er in dat jaar 1,897,676, en dat der houtbosschen 68, De
veestapel telde 135,806 karbouwen, 67,528 runderen en 25,838