de holen de Stellingen worden weggeslagen. Deze Stellingen
bestaan of uit eenige bamboezen, of uit twee boven elkander
gespanneil rottangen, die met talie—doek aan de wanden der rotsen
zijn vastgemaakt. Op den benedensten rottang staat men, eti
aan den bovensten houdt men zieh met de eene hand vast,
terwijl met de andere hand de nestjes van de wanden worden
afgenomen, voor zoo veel ze met de hand te bereiken zijn. Die
nestjes', welke zieh in bet welfsel of den boog der holen
bevinden, worden met een’ langen bamboe, waaraan een ijzeren
baak is bevestigd, afgestoken en in een netje opgevangen, betwelk
onder aan den baak is vastgemaakt.
Meermalen is bet vroeger gebeurd, dat de plukkers van de
Stellingen, waarop ze stonden, -weggeslagen en tegen de rotsen
geworpen en op deze wijze omgekomen zijn, terwijl het ook
wel eens gebeurt, dat de klip, waaraan de touwen der Stellingen
geheeht zijn, loslaat, waardoor de geheele stelling naar beneden
valt. In de laatste jaren heeft men echter van geene ongelukken
gehoord. Sedert de overname van de K a r a n g -b o llo n g door
het Gouvernement, of na 1830, is er slechts een ongeluk be-
kend, lietwelk in 1832 moet zijn voorgevallen, toen een plukker
in de gowa Gedee van de stelling werd weggeslagen.
De gowa N o g o sa rie is gelegen aan den berg Sawanggan.
De ingang er van is naar het zuidwesten gerigt. Om in deze klip
te komen, gaat men 250 voeten berg-af naar de piek, alwaar een
bamboezen ladder van 27 voeten gevonden wordt, längs welke
men op twee, bij wijze van eene brug, gespannen rottangen
komt, welke 175 voeten laug en aan de rotspuuten, genaamd
W a to e -m e g n o e lo n en P e g a lo ra n , zijn vastgemaakt. Längs
deze rottangen komt men op een’ anderen, op dezelfde wijze
gespannen, rottang van 75 voeten lengte, waarlangs men zieh,
aan de handen hangende, door het water moet voortbewegeu,
om zoo doende op eene vooruitstekende klip , en dan in den
ingang van het hol, te komen. Die ingang is 20 voeten lang
en 15 voeten breed. Inwendig is de grot 65 voeten hoog,
125 voeten breed en 175 voeten diep. Eens in het hol zijnde,
geschiedt het plukken der vogelnestjes, door iniddel der S te llingen,
op gemakkelijker en minder gevaarlijke wijze, dan in
de overige klippen. Bij goed weder wordt de gowa slechts
voor een klein gedeelte met zeewater, ter hoogte van niet
meer dan 2 voeten, bespoeld.
De gowa M a d jin g k la k is gelegen aan den berg Moedjan.
De ingang, gerigt naar het westen, is 25 voeten hoog, 40
voeten breed en 216 voeten diep. Om in dit hol te komen,
klimt men eene ladder van 25 voeten af. De pluk heeft op
dezelfde wijze plaats, als in de gowa -Nogosarie.
De gowa Peda lem is gelegen aan den berg Wono—L e lo ,
en in deze geschiedt de pluk zonder middel van Stellingen.
De grot heeft twee ingangen, een’ aan de zuidoost- en een’
aan de zuidwest-zijde. De grot is inwendig 30 voeten hoog,
63 voeten breed en 160 voeten diep. De beide laatst-gemelde
holen worden mede voor een klein gedeelte door zeewater, ter
hoogte van niet meer dan 2 voeten, bespoeld.
De law it hechten de nestjes aan de wanden der klippen
bijna in horizontale lagen en digt bij elkander. Ze plaatsen ze
op onderscheidene diepten, al naar mate ze ruimte vinden, en
laten geene holligheden of geschikte gaten open, mits deze
rein en droog zijn. Zoodra de wanden nat worden, verlaten
ze de nestjes. Bij een’ hoogen stand der zee, die gewoon-
lijk met zware branding tegen de klippen vergezeld gaat,
ontstaat er eene doorzijging van water, welke voor de kwaliteit
der nestjes zeer schadelijk is, dewijl ze hierdoor later zwart
worden. Dikwijls gebeurt het ook dat de nestjes, die het digtst
bij de ingangen gehecht zijn, door het zeewater besproeid of
door den golfslag weggerukt worden.
De zwaluwen Vliegen ’s morgens met het aaubreken van
den dageraad u it, om op afgelegene plaatsen haar voedsel te
zoeken. In de westmoesson echter of regentijd begeven ze zieh