
juiclitoon klinkend „ tjo e ” de stilte afbreekt, zoo vaak ook zet
de koopman eenige bloemen van de hand.
?We hebben uu nog vier bezoeken afteleggen, eer we de
oude stad of ou d -S o e rab a ija verlaten.
Ons eerste bezoek geldt het fraaije pleia, bewesten den dalm
en de aloen-aloen van den regent, het „prado” van Soerabaija,
waar de notabele wereld des zondags—middags zieh vereenigt,
om de liefelijke toonen te hooren, die het militair muzvkeorps
over het veld doet zweveu.
Ons tweede bezoek gaat van de levenden naar de dooden.
Het is een bezoek als in bedevaart naar het oude en thans
verlaten christen-kerkhof, dat met tallooze tomben, grafnaalden
en monumenten prijkt, maar geen plaats meer voor de dooden
heeft! Er is iets treffends in die woorden: geen p laats meer
voor fle dooden! Een godsakker, waar de schoot der aarde
reeds zooveel dooden heeft ontvangen, - waar het graf reeds
zoo veel lijken heeft verslonden, dat 5het nieuwen aanvoer
weigert en geen dooden meer verteren kan! . . .
Ons derde bezoek geldt het graf van den hooger reeds meermalen
vermelden soehoenan van N g am p e l, den beroemden
heraut van den Islam in oostelijk Java. Volgens de eenigzins
verwarde en soms zeer uiteenloopende inlandsche traditie’s was
hij de zoon van den ons reeds bekend geworden malik- ibeahim
en van eene dochter van aeio- damar, vorst van P a lem b an g ,
wiens oudste dochter p o e tr i doeowAtie met den keizer bro-
widjoijo V van M od jop äh it zou gehuwd geweest zijn. Yan
P a lem b a n g naar Java overgekomen ep bij zijn’ keizerlijken
oom browidjoijo vertoevende, erlangde hij van dezen het land
P o e lo e -N g am p e l bij Soerabaija ten gesehenke, en bouwde
hij hier eene moskee. Weldra bekeerde hij zijne onderhoorigen
tot den Islam en werd hij tot soehoenan van N g am p e l ver-
heven. Gehuwd met de dochter van zekeren ario—tedjo te
lo e b a n , gaf hij het levenslicht aan den beroemden soehoenan
van B on aug , van wien we reeds gesproken hebben, en aan
den soehoenan van D r a d ja d , in het regentschap Sidaijoe. In
1389 overleed hij in den reuk van heiligheid, geacht en geeerd
en bewonderd. Zijn graf, waarbij een missighiet met een hooge
minaret gebouwd is, verdient geene bijzondere beschrijving. Het
is een gewoon inlandsch graf, dat door andere graven en een’
ringmuur omgeven is; maar voor de Muhamedanen is het een
kramat of | heilig graf,” even als bijv. het heilige graf van
G ir ie bij G r is s e , dat van i b n . m o e l a n a te Cheribon enz.
Eindelijk bezoeken we nog ten oosten der stad het nieuwe
christen-kerkhof, dat eerst kortelings is aangelegd, maar tocli
reeds op zijn breede vlakte een aantal plekjes toont, waar dooden
rüsten! Nog vele en lange jaren zullen er voorbijgaan, eer
ook deze godsakker zal verzadigd zijn. En toch, de tijd zal
eenmaal komen, waarop die akker zeggen zal: geen plaats, geen
plaats meer voor de dooden!
Yan een bezoek naar de acht palen zuidelijk van Soerabaija
gelegen dessa Go enon g -S aha r i moeten we afzien. Men vindt
er eene bron, die A je r -p o e li of ook P e la n to en g a n heet, en
welker wateren als heilzaam geroemd worden. Van een ander
P e la n to en g a n of P lan to en g an hebben we op de reis van
P ek a lon g an naar Samarang reeds gesproken. A je r -p o e li ligt
in het distrikt Djabakota van het regentschap Soerabaija.
We verplaatsen ons nu nog eens bij het stadhuis in oud-
Soerabaija, nemen afscheid van de inlandsche kinderen, de
eigenlijke bur'gers der stad, die haar in vele buurten en wijken
en voor— en achterstraten bewonen, e n ' rijden zuidwaarts op.
Eerst passeren we het groote societeits-gebouw Concordia; dan
eenige defensie-werken en een groot plein; vervolgens een aantal
inlandsche en Chinesche winkels en warong’s in eene kleine
buurt bijeengebouwd, — en bevinden ons op den fraaijen en lom-
merrijken weg naar Simpang. Nu zien we de lagchende villas