
36 b a t a v ia .
ligt nog een aantal landen en landjes en rawali’s of moerassen,
waarvan ik er eenige noemen zal, om de karakteristieke namen
die ze dragen, als: Tjibeurem of Tji—beurem (rood water),
Pisang-Bengala (Bengaalsche Pisang), Poeloe-dawn (bladeren-
eiland), Soengej-tawar (zoet-water-bron), Soengej-boeaija (kaai-
mansrivier of kaaimanswater), Moeara—Bekassie, (mouding van
Bekassie), Kandang-sampi (koestal), Soengej-tiram (oesterwater),
Pengarang-an (houtskoolplaats) enz. Op enkelen dezer landen
treft men suikerfabrieken van meer of mindere beteekeuis aau.
In de bovengenoemde rawah’s of poelen en moerassen ziet men
doorgaans en vooral in den regentijd of westmoesson eene groote
menigte van meliwieJs of taling-eenden. De inlanders weten ze
bij maanlicht in netten te vangen en brengen ze ten verkoop
naar B a tav ia . Op dezelfde wijze, namelijk met netten, weten
ze ook waterboenders (aijam-aijam-an) en watersnippen te vangen.
De velden van het hier omstreeks gelegen landje Tjikoenier
dienen tot schietoefeningen der artillerie.
Yan de plaats Bek assie zelve valt weinig te zeggen. Ze
ligt aan de rivier T jilin g s ie , die in het Buitenzorgsche ottt-
springt en bij T j i l in t j in g uitstroomt. Deze rivier over-
varende, komt men aan de fraaije rivier T jita rum , die zieh
bij den hoek van K raw an g in zee uitstort, en de grens-
scheiding is tusschen B a ta v ia en Krawang. Zou men ook
deze rivier overvaren, en den weg voortzetten, dan zou meu
eindelijk P o e rw a k a rta , hoofdplaats der afdeeling K raw an g ,
bereiken, en dan zou men opvolgend, van Bek a ssie af gere-
kend, verscheidene distrikten, plaatsen en suikerfabrieken te pas-
seren hebberf, als Garoensang, Tamblang, Maratjang, Tandjong-
poera (waar in den tijd der Oost-Indisehe Kompagnie eene
veldschans stond), Tagal-waroe, Gentong, oud-Krawang (waar
eertijds de hoofdplaats van Kraw an g gelegen was), Tjilangkap
en Ardiassa. - Maar van K raw an g moeten we thans nog niet
spreken. Ons reisplan is naar B u ite n z o rg , en van daar naar
B a n tam , om vervolgens de P re a n g e r-R e g e n ts c lia p p e n te
bezoeken, en dan van B an d o n g uit naar Krawang te gaan.—-
BUITENZOEG. 37
Yooraf echter zij nog gezegd, dat in 1857 te Beka ssie
pogingen zijn aangewend, om eene inlandsche school te stichten.
Een der te B a ta v ia gevestigde Gossnersche zendelingen of
zendeling-werklieden zou zieh met de leiding dier school belasten
en tevens het onderwijs in de waarheid des evangelies
onder de Muhamedanen en Chinezen aldaar bedoelen.
Thans rijden we, volgens ons gezegd plan, naar M e e s te r-
Corn e lis terug, en, daar den ouden postweg verlatende, slaan
we den nieuwen of grooten postweg in naar de met 309,314
zielen (1) bevolkte residentie:
BUITENZORG.
B u ite n z o rg (of Bo g o r, d. i. verrotte en zwartgeworden
areengboom,) draagt bij de inlanders nog den naam van Bogor.
Bij de invoering namelijk van den Islam in het hegin der
15de eeuw", en de verdelging van den hoofdzetel (Buitenzorg)
van het rijk van P a d ja d ja r a n g door h a s s a n - o e d ie n , zoon
van sjech ib n m ö e l a n a , was deze landstreek geheel verwoest
en ontvolkt geworden. In 1677, dus ruim 250 jaren na
die vreeselijke gebeurtenis, "werden, onder den Gouverneur—
Generaal m a a t s t j ik e e , de wildemissen en bosschen opgeruimd en
de velden -weder ontgonnen, en voud men toen eene tallooze
menigte van verrotte en zwartgeworden areengboomen. Op dit
gezigt noemden de inlanders (zegt men) het landschap: B o g o r,
hetwelk in het Sundasch beteekent: zwarte of verkoolde areeng-
stammen. Eerst na het jaar 1745, toen de Oost—Indische
Kompagnie een deel van het gewest , t. w. B lo e b o e r, aan de
Gouvernedrs-Generaal tot buitenverblijf of landgoed schonk,
noemde de Gouverneur—Generaal w. v a n im h o f f dit landgoed
of domein met den naam van B u ite n z o rg . In 1815 werd
B u ite n z o rg onder het engelsch tusschen—bestuur tot eene resi-
(1) In mijne opgayen der getallen betreffende bevollciag, landbonw, enz. zal ik
de opgaven nemen van het jaar 1854. Daar xnijn reisverhaal loopt over de jareu
1852 tot en met 1857, mag het jaar 1854 als het midden-jaartal worden aangemerkt.