
helder op den vasten bodem klonken, dat ze de eclio’s der
beigvanden uit liun sluimering wekten. Tntusscben glinsterden
en scbitterden de milliarden en milliarden witte korrels zoo sterk
in liet licht der morgenzon, dat het oog er als verblind door
werd. — Bij den B a to k gekomen, hielden we even halt, en
konden nu duidelijk ontwaren, hoe de zand-lava in hären pri-
mitieven vloeibaren toestand de valleijen en ravijnen rondom
den Bromo en den Ba to k gelijkmatig had gevuld, en hoe de
D a ssa r door eene keten van gebergte als een kom of bekken
wordt ingesloten. Den top van den Bromo zagen we kaal en
dor en met eene graauwe asch bedekt. Ook digt rondom hem
zagen we niets dan een dikke laag van aschgraauw zand. Zijn
voorkomen was geheel zoo als men zieh eene solfatara denken
kan, die sedert 75 jaar zevenmaal, en nog pas in 1842, vuur
en asch en gloeijende steenen heeft uitgeworpen. In zijne
onmiddellijke nabijheid werd de grond te week en te zacht om
te paard te blijven, en gingen we te voet over eenige opzettelijk
daar nedergelegde planken en ladders van bamboe-riet, en bereik-
ten weldra een vertikale ladder, die tegen den top stond. Deze
beklommen hebbende, hadden wij een vrij gezigt in den mond
van den krater—zelven, die zeer wijd en vooral zeer diep is.
De wijdte, die aan de opening het grootst is en welligt een
kwart mijl in omvang heeft, neemt naar beneden toe trapsgewijze
af, zoodat de vorm van den krater op een’ trechter gelijkt.
In den bodem zagen we verscheidene openingen, waarvan er
slechts eene tamelijk-groot, maar toch kleiner was dan we
gedacht hadden. Uit sommige dier openingen of gaten steeg
een zwavelwalm voortdurend omhoog. Eenige groote steenen,
die we aan den bovenrand losmaakten en naar beneden deden
rollen, konden we een’ tijd lang met het oog volgen, doch
weldra werden ze door den afstand zoo klein, dat ze op kiezel-
steenen geleken, en zelfs kort daarop niet meer gezien werden,
ofschoon ze blijkbaar nog den bodem niet bereikt konden heb-
ben. Deze proeve gaf ons een denkbeeid van de wezenlijke
diepte, die de krater heeft - eene diepte die, bij een bloot
nederblikken naar den bodem, niet meer dan p. m. 500 voet
scheen te bedragen.
En nu breng ik den lezer weder van het heerlijk Tengersch
gebergte af, om hem naar het zoogenaamde B la a uw -w a te r
of B a n jo e -b iro e (1), aan den voet van een’ heuvel in het'
distrikt W in o n g a n , te geleiden. Dit B la a uw -w a te r is een
badplaats van 90 voeten lengte en 60 voeten breedte, door
oude muren of steenen wallen en Hindoe-beelden omringd en
door waringien belommerd. Ten gerieve der badenden is er
een nette passangrahan of badhuis met eene groote pondoppo
en vele kleine kamers of kabinetten gebouwd. Het water is
koel en frisch, en heeft bij de bron, waaruit het 3 vademen
hoog opborrelt, eene blaauwachtige kleur of weerschijn, waarom
het B la a uw -w a te r (banjoe-biroe) genoemd wordt. De inge-
zetenen van P a ssa ro e an maken van dit bad veel gebruik,
en er komt geen vreemdeling in de stad of residentie, die
niet spoedig naar het B la a uw -w a te r rijdt om er een bad te
nemen. Zoo als gewoonlijk, zijn er in de heldere vijverkom
ook vele visschen, vooral tam b ra ’s , die als heilig (taboe)
beschouwd en dus niet mögen gevangen worden, en vele apen
in de hooge bladerrijke en soms naar de bron overhangende
boomen. En, zoo als gewoonlijk, worden ook hier door de
Javaneu bloemen en vruchten en rijst aan de geesten der bron
o-eofferd. Immers, waar spelonken zijn, of bronwellen, of oude
graven, of Hindoe-beelden, of zelfs oude waringien-boomen, daar
ziet men ook offersteenen en offerschalen van b a to k -k la p p a .
En, zoo als gewoonlijk, worden ook hier aan de visschen en
apen, even als te Derma, te Galoe en te B u k tie , rijst en
vruchten toegeworpen. De apen vooral speelden bij de oude
(1) Er is nog een ander B a n j o e - b i r o e , naraelijk een eilandje in een zijtak
der rivier D a m a k , ten zniden der stad S a m a r a n g . Dit eilandje heeft een’
omtrek van 2 Uten. Bij B a n j o e - b i r o e in P a s s a r o e a n is een Buskruid-
etablissement.