blad” met bevreemding zie, had het al het aantrekkelijke der
nieuwheid.
Bij het landhuis van het zoo even genoemde T jak o n g , -
welk hnis omstTeeks het jaar 1710 of 1712 gebouwd werd door
den reeds vermelden sticliter der Depoksche inlandsche christen-
gemeente c. c h a s t e l e i jn (waarover we later nog spreken zullen), —
verlaten we den rijdweg, om te paard onze reis naar Toegoe te
vervolgen. Dit traject is weinig bekoorlijk. Een paar uren lang
bevinden we ons in een vlak land. Hier en daar zijn eenige
sawah’s of rijstvelden, enkele kampongs en karbouwkralen, kleine
bamboe-boschjes, stroompjes, kreupelhont en geisoleerde groote
boomen. Eindelijk zijn we er, en zien een zeer vervallen
steenen kerkgebonw en een klein langwerpig plein. Op dit
plein woonde van 1678 tot 1701 de toenmalige eigenaar van
Toegoe, de beroemde bataviasehe predikant m e l c h io r l e i jd e c k e e ,
vertaler van den bijbel in het hoog-maleisch, - en die kerk
werd in 1750 op eigen kosten gebouwd door a n d r ie s v in c k ,
den stichter der bovengenoemde V in c k e—v a a r t, en eigenaar
van het almede bovengenoemde' landgoed T j i l in t j in g , waartoe
sedert 1750 Toegoe behoord heeft. T j i l in t j in g ligt voorbij
Toegoe aan het noorderstrand längs den zoom der rivier
M a ro en d a , en heeft zijne historische bekendheid te danken aan
de landing aldaar der engelsche vloot in 1811. De drukke en
levendige kampong van dien naam is door visscherlieden en vele
Chinezen bevolkt. Even voorbij T j i l in t j in g staat, vlak aan het
strand der zee en in het midden van een aantal groote visch-
vijvers, het in het laatst der vorige eeuw door wijlen den
heer w. v. h . v a n r ie m s b i jk gestichte lusthuis Bangleo. Ik
noem dit huis alleenlijk, omdat de streek, waar het gelegen
is, voor zeer gezond gehonden wordt, en het steenachtig
strand tot het nemen van zeebaden uitmuntende gelegenheid aanbiedt.
De kaaiinans namelijk of krokodillen vindt men overal,
waar de stranden zand- of modderachtig zijn; maar het steenachtig
strand vermijden ze, waarschijnlijk uit vrees van zieh het
zachte bnikvel aan de hoeken en punten der steenen te kwetsen,
of wel omdat ze liever op het zand of in den modder slapen
dan op harde en scherpe steenen. Oostelijk van Bangleo ligt
de kampong P e jo n k e ra n , aldus genaamd naar zekeren Ambone-
schen rooverhoofdman, kapitein jo n k e r geheeten, die in 1680
en eenige volgende jaren de b a ta v ia s c h e pmmelanden met
eene bende bandieten afliep, en op deze plaats met de zijnen
verslagen en gedood werd. . In de nabijheid ligt de kampong-
K d d ja , die vroeger alleen door Mooren (orang-kodja) bewoond
werd, en hierom kampong-Kodja heet. In de omstreken van
B a tav ia vindt men meer kampongs, die naar de aanleggers of
eerste bewoners genoemd zijn, als kampong-Makasser, kam-
pong-Boegies, kam.pong-Am.bon, kampong-Bali, enz. De
door de inname van J a k a tr a namelijk geheel ontvolkte land-
streken rondom B a ta v ia werden door vreemde oosterlingen
spoedig tot woonplaatsen gekozen, en onder anderen door Am-
bonezen, Balinezen, Makassaren, Boeginezen, Mooren enz, —
Op kleinen afstand van kampong-Kodja vindt men een' grooten
groeisteen, ,/Batoe-toemboh” of groeijende steen geheeten, waarop
eenige inscriptien staan die echter onleesbaar zijn.
Naar T jak o n g terugkeerende, en van daar naar Bekassie
gaande, komt men als in een centrum van vele landgoederen,
die mede grootendeels aan Chinezen behooren, a ls : Bawah-
dombah (schapenmoeras), Pondok-klappa (klapperhut of kokos-
hut), Pondok-gedeh (groote h u t), Pondok-bamboe I , Pondok-
batnboe I I ,' enz. en voorts het land Bekassie of n doea ratoes
deläpan poeloe,” dat is 280, omdat hier in oude dagen 280
stukken land tot een land (Bekassie) vereenigd zijn.
Bij het land T e lo k -p o e tjin g ziet men een .groot meer,
Rawah—temb ag a genaamd, d. i. koper—meer. In dit meer,
dat op ruim 4 uren afstands van de J a v a - z e e gelegen is.,
heeft men voorheen den mast en eenig koperwerk van een
schip gevonden. Een bewijs voorzeker dat men hier op geheel
alluviaal terrein is, en de baren der zee vroeger brulden,
waar men nu een zee van golvend groen op welige sawahs of
rijstvelden te aanschouwen heeft. In den omtrek van dit meer
3*