alleen een vrij-groot garnizoen, doch sedert zijn de gecondem-
neerden, die vroeger op F o r t -E r f p r in s bij S o e rab a ija
gevangen zaten, naar deze citadel overgebragt.
Dewijl Ambarawa als het wäre een Station uitmaakt tusschen
Samarang en Kad o e, is er niet lang geleden een logement
geopend ten dienste der reizigers, die zieh van Samarang naar
de residentie Kadoe en vice versa begeven.
Laatstgemelde residentie ligt ook het naast in het doel onzer
reis, die we straks zullen voortzetten. Nog weinige oogen-
blikken resten ons voor we het gebied der residentie S am aran g
vertaten, en hiervan maak ik gebruik om aan te teekenen, dat
dit gewest in 1854 niet minder dan 2,108,820 pikols padie,
46,623 pikols koffij, 57,470 pikols suiker en 1,443 pikols
tabak afwierp, en voorts 810,693 klapperboomen bezat, 58 hout-
bosschen, 139,251 karbouwen, 22,729 runderen en 14,215
paarden.
En nu gaan we naar het oord, het welk het A rk a d ia , het
lievelingsland der reizigers over Ja v a is, en dat men met
regt h den tuin van J a v a ” noemt, t. w. naar de met 432,627
zielen bevolkte residentie :
K A D O E ,
Een sclioone al kronkelende en zigzagsgewijze slingerende
weg ligt voor ons, - het is de weg over het Djamboe-
gebergte, die eerst sedert weinige jaren in een’ rijweg herschapen
is. Liefelijke dreven, lagchende dalen en groenende heuveltoppen
omringen ons, en heldere rivieren doorstroomen de landstreek.
Weldra komen we aan de grensscheiding van Kadoe bij den post
of verspanningsplaats P in g i t , en nu zijn we in den tu in van
J a v a , waarvan we zoo dikwijls met verrukking hoorden spre-
ken. Menigmaal passeren we goed—bevolkte dessa’s en somwijlen
uitgestrekte koffijtninen. Hier en daar staat een dorpshoofd
(loera , b u k k e l, a r i s , p e tin g i,) of Post-mandoor bij de verspanningsplaatsen,
en laat ons thee en gebak of vruchten
aanbieden. We kiezen het heerlijk klapperwater, hetwelk de
jonge kokosnoot in hare melkwitte binnen-schaal bevat. Intusschen
zijn de paarden alweer verspannen en rijden we verder. De
bergen K e lie r , Telemoijo en Andong komen opvolgend in
het gezigt, en gansch in de verte ook nu en dan de berg
K lir. Bij den pas van Koppeng bereiken we het hoogste
punt der route, en weldra zijn we bij Medono het D jam b o e -
gebergte over. Honderden van inlanders te voet of te paard,
pedattie- of karrenvoerders, koelies, die krandjangs of manden
met tabak aan den p ik o la n (draagstok of juk van bamboes)
forschen, tandoe’s en djoelie’s (draagstoelen of draaghangmatten),
klapperolie- en a ra n g - of houtskool-verkoopers, buffels en
geiten komen ons tegen en doen ons vermoeden, dat we de
hoofdplastts naderen. Eindelijk ook zien we haar te voorschijn
komen, en stappen we aan het huis van den gastvrijen resident
van K adoe , den heer gaillard (1852), af.
De hoofdplaats dezer residentie, M a g e la n g , 1221 voet
lioog gelegen, is een ruim open vlek, hier en daar bebouwd
met vrij-goede europesche huizen, waaronder een logement, en
met breede wegen en dwarswegen doorsneden. Hare passer ver-
toont ons twee lange rijen van inlandsche en chinesche winkels,
ruim voorzien van vele in de Kadoe zelve door de bevolking
gefabriceerde of bereide artikelen, die tot huisraad en kleeding
der Javanen dienen, en van velerlei fijn matwerk, hetwelk
in het distrikt P o e rb o lin g o gevlochten wordt. Niet ver van
daar ligt het fort, van welks wallen men een heerlijk uitzigt
heeft op de bergen en talrijke heuvelen en dalen in den omtrek.
Onder deze heuvelen is er een, dien ik noemen moet, het is de
T id a r, dien de inlanders voor den p o e ssa r of navel van J a v a
houden, geloovende dat hier het middelpunt van het eiland
is , en dat de T id a r de kop is van den grooten spijker, die,
door dat middelpunt geslagen, het eiland J a v a aan het aardrijk
hecht. Aan een distrikts-hoofd (demang) vragen we, of hij-zelf
ook en de aanzienlijken in den lande in dit geloof verkeeren, -
12