Teil bewijze en als een staaltje, dat de inlanders het nog al
ver gebragt hebben in de kunst van tooveren of goochelen, -
opvallend ook in liunne tjemin- en gedeboes-spelen eu andere
kunststukken, - zal ik omtrent een voormalig, ongeveer in
1840 afgebroken, woonhuis te Sumadang een op J a v a
algemeen bekend vertelsel mededeelen. Vele jaren lang (zegt
men) vielen er in dit liuis kleine grintsteentjes of lava-
steentjes neder, zonder dat men zag, van waar ze kwamen,
en wel altijd m het vertrek, waarin zieh een kind, een meisje
van 9 ä 10 jaren, ophield. Ze vielen van tijd tot tijd als
Mit de zoldering rondom het kind neder, en men bemerkte ze
niet eer dan nadat ze bijna op den grond gekomen waren. Het
kind werd daarenboven gedurig met siriespeeksel bemorst, en
men zag niet wie het deed of van waar het kwam, en niemand
anders dan alleen dit kind werd door het siriespog vuil
gemaakt!... Yruchteloos moet men getracht hebben om het
geheim te ontdekken. Zelfs zou in der tijd een adjudant van
wijlen den Kommissaris-Generaal v a n d e n bo sc h een naauw-
keurig onderzoek ter plaatse of in loco hebben ingesteld. Hij
deed (zegt men) het huis door predjoerits of inlandsche
residentie-soldaten omringen, en plaatste er zelfs eenigen op het
dak, doch alles vruchteloos. De steentjes vielen toch neder
en het kind werd toch met siriesap bespogen! — Zoo luidt
het verhaal, en het oihcieel rapport van den adjudant moet nog
aanwezig zijn. Het huis moet eindelijk afgebroken en op dezelfde
plaats door een nieuw huis vervangen zijn, doch het verschijn-
sel sedert niet meer worden waargenomen. De Sundasche grap-
penmaker heeft in het nieuwe huis zijn kunstjes zeker niet kunnen
vertoonen. —
De zoo even genoemde kedeboes- en tjemin-spelen zag ik in
1846 op het landgoed L u ilia n , hetwelk ik hooger in het
Buitenzorgsche reeds genoemd heb. De heer Dr. w. r . Baron
V A N HoevELL heeft ze in zijne B e is over J a v a , Madura en
B a li reeds beschreven. Ik mag dus volstaan met enkel te
zeggen, dat het tjémin-spel een artificieel of poppen-bal voor-
stelt, zoo als b. v. de poppen-bals op sommige draaiorgels. Onder
het geraas van gong en bekken, trom en viool (rebab), door
inlandsche muzykanten aaugerigt, ziet men eenige zeer kleine
gekleede poppen , die stil en rüstig op een matje verspreid liggen,
langzaam opstaan en eindelijk, al heen en weder over het matje
schuivende, een’ dans uitvoeren (tandakh). Deze poppen worden
natuurlijk door draadjes, van paardenhaar of van eenige andere
dünne en donkere stof vervaardigd, in beweging gebragt,
maar het is niet mogelijk die draadjes te zien, of zelfs te
bemerken dat er gemeenschap is tusschen de hand van den
goochelaar, die ter zijde van de mat op den grond z it, en
zijne dansende en schuivende poppen. Dit is zijn g e h e im ,
en dat geheim zegt hij niet.
Het kedeboes- of gedeboes-spel maakt een’ pijnlijken indruk
op den toeschonwer, en wordt door een’ inlandschen hadjie,
d. i. een’ van Mekka in bedevaart teruggekeerden priester,
bestuurd. Onder veel geraas van inlandsche muzyk, gebeden
en aanroepingen, wordt het tooneel geopend. De hadjie heeft
eenige zware en scherpe ijzeren priemen voor zieh, en een der
akteurs op dit tooneel nadert hem al dansende, vat een der
priemen op, welks punt de hadjie met speeksel bestrijkt, en
stoot zieh, onder allerlei wendingen en draaijingen des ligehaams,
de scherpe punt tegen borst en wangen en schouders. Schijn-
baar gaat de priem, tot schrik der omstanders, diep in het
ligchaam, maar geen enkel wondje, geen schraming zelfs, is
er te zien. De punt schiet natuurlijk als in zieh zelve in,
maar het geheim der meeaniek weet niemand dan de priester en
zijne adepten-. Het gaat er mede als inef de a rk an en of de
k r a ta - r e p d a der Egvptenaren. Dit kunststuk behoort niet tot
de exotérica of de dingen die het volk mag weten, maar tot
de esotérica of de geheimen, waarin alleen de priesterkaste wordt
ingewijd. — De voorstelling te L u ilia n werd besloten met een
nastukje. De akteurs gingen v u u r - t r a p p e n , d. i. ze liepen
blootsvoets gezwind over een aantal stukjes brandend hout, die