J a v a , alliier zou begraven zijn. Van daar de naam: R ad ja -
g a lo e h , d. i. koning van Galoeli. — We willen ons in
dit vierkant, hetivelk de inlanders k a b a ija n of // gezegende
plaats” noemen, nederzetten, en een’ goeden voorraad van rijst,
eijeren en vruchten aan de republiek ten beste geven. Een
oude inlander slaat met een stuk hout, na alvorens uit bij-
geloof een gebed gepreveld te hebben, een paar malen tegen
een’ ouden hollen boomstam, en plotseling is het als of er
een windbui door de takken van het woud opsteekt. Het
zijn de apen, die het signaal gehoord hebben en als een storm-
vlaag toesnellen. Weldra zijn ze bij ons en springen in het
vierkaut op den grond, en loopen met allerlei teekenen van
ongeduld voor ons heen en weder. Doch een onder hen
is zoo groot en dik, dat hij al dadelijk uwe aandaeht trekt.
Hij ziet er ongemakkelijk en grimmig u it, en zijn voorkomen
verraadt veel ligchaamskracht. Het is de president der republiek,
en hij zet zieh ook dadelijk op den hoogen steen, in
het vol gevoel zijner sterkte en waardigheid, neder. Die steen is
zijn zetel, zijn troon, zijn präsidiale stoel, en geen andere aap
zal het ligtelijk wagen dien stoel, al wäre het ook maar voor een’
oogenblik, in te nemen. Zoodra we nu het voedsel hebben neergeworpen,
vliegen alle apen toe, en ook de president springt
van zijn’ zetel. Maar . . . // hij eet alleen,” en zijne onderhoorigen
durven niet eten, zoolang de meester eet. Soms echter waagt
het ¿en hunner naar eene vrucht of ei zijn’ poot uit te strek-
ken, doch een dreigend gebaar, een woeste schreeuw , of snelle
beet van den president veijaagt den onbescheiden gulzigaard
oogenblikkelijk van de plaats. Hij duldt niet dat zijn volk
eet, zoolang hij niet verzadigd is. Eindelijk heeft hij genoeg,
en springt hij met vollen krop en opgezette kaken weer op
den steen. Nu ijlen de anderen toe, en eten, al vechtende en
bijtende en schreeuwende, tot dat ze ook op hunne beurt verzadigd
zijn, en zieh al dartelend en speiend verwijderen.
Maar de aardigheid te R a d ja h -g a lo e h is nog niet ten einde;
want naauwelijks zijn de grijze apen in het geboomte weggesprongen,
of eene andere kleinere en zwakkere kolonie, eene
kolonie van z warte apen met lange staarten of slinger-apen komt
van den anderen kant uit de takken te voorschijn, en verzadigt
zieh met de restant-provisie, die ze vindt, of die men haar nog
toewerpt. Bij deze zwarte apen bemerkt men niets van een
opperhoofd of president. Ze zijn altijd met de grijze apen in
oorlog, en zoowel onder hen als onder deze laatsten ziet men
er velen, die in den strijd een’ voorpoot of achterpoot of staart
verloren hebben.
Of de president der grijze apen door zijn volkje verkozen
wordt, durf ik niet beweren. Integendeel geloof ik , dat hij
president is krachtens // het regt van den sterksten (jus fortio-
ris). Hij is de grootste, de sterkste, - dat heeft hij zeker
honderdmaal bewezen, — en daarom is hij //jure suo president.
En toch is zijn volkje zeer aan hem gehecht en trekt partij
voor hem. Dit bleek mij op eene gevaarlijke wijze, toen ik
R ad ja -g a lö eh in 1838 bezocht. Een van ons gezelschap waagde
het, den president-aap op zijn’ hoogen zetel te plagen, door
hem ter sluiks met kleine wilde vruchtjes te treffen. Lang
keek hij, president, verstoord en norsch in ’t ronde, om den
dader of de daders te ontdekken. Eindelijk bespeurde hij dat
een onzer de plaaggeest was, en driftig sprong hij toe , en
zette zieh grimmig en ten aanval gereed voor den schuldige in
postuur. Eluks stonden al de apen hem ter zijde, en met
groote moeite gelukte het ons het gevaar te ontkomen van door
het republikeinsch volkje deerlijk mishandeld te worden. Slechts
door eene dreigende defensie met onze wandelstokken, en door
voorzigtiglijk en goed-gesloten achterwaarts te trekken, könden
we den vijand in ontzag houden, tot dat we den uitgang van
het bosch bereikt hadden.
Doch misschien heb ik den lezer wat lang te R a d ja h -g a lo e h
opgehouden. Ik moet echter nog zeggen, dat, volgens de
traditie, de in dit bosch begraven Vorst van Galoeh zieh, 11a
hevige gevechten , eindelijk met den invoerder van het islamisme,
sjech ibn moelana, op den berg T jirm e j zou //verzoend