
juweel en de lieveling is van den regent, die liein dagelijks
uit zijne hand laat eten, en dat de speciale oppasser (boedj
a n g - s ta l of staljongen) in last heeft om aan bet favorieGpaard
nooit anders dan uit de hand het voeder, bestaande in
gekapt gras in „ dedak” of zemel water gedoopt, aan te bieden ?
En behoef ik ook wel te zeggen, dat dit fraaije beest,
deze oogappel van raden adipatti tjitro- somo , liiet van
javaansch, maar van een gemengd makassaarsch en arabisch
ras is?
De afdeeling B o d jo n eg o ro rest ons 110g te bezoeken. De
regents-postpaarden breiigen ons längs een’ goeden binnenweg
spoedig derwaarts. Al rijdende zien we nu en dan de bergen
A g a r - a g a r , B a u te n , W in d o en B an jo e rip of B a n jo e -
o e rip , en ook somvvijlen den berg of Goenong P a n d a n in
de residentie M ad io en , en al verder eenige tabaksvelden,
waarop hier en daar een tabaksplant hären hoogen stengel en
fraaijen bloemtros vertoont, benevens eenige schüren en lood-
sen, die met de bladeren dezer plant gevuld zijn. Van tijd
tot tijd ook zien we bloeijende en niet-bloeijende Aloe’s , en
de groote witte en paarse, soms dubbelde, bloemkelken der
ketjoebon-struiken (datura stramonium of doorn-appel.) De
bladeren en worteis dezer struik, fijn gekorven en gedroogd
en als tabak gerookt, zijn een probaat middel tegen asthma,
en als zoodanig is ook bij de inlanders de a k k a r- of dawn-
k e tjo e b o n bekend. Den ketjoebon, hoezeer zijn vrucht giftig
is, moet men niet verwarren met het toxiesche to e b a , het-
welk men op Java soms bezigt om den riviervisch te vangen,
en waartoe men op Menado de b o rri bezigt. De wortelen
en takken van den toeba-struik, gestampt of fijn geklopt en
in de rivier geworpen, bezitten het vermögen om de vissclieu
voor eenige oogenhlikken zoodanig te bedwelmen, dat ze als
dood op het water drijven.
De kotta-Bo d jo n eg o ro , alwaar de assistent-resident, de
heer d e s a u v a g e (1852), 011s vriendelijk gastvrijheid verleent,
heeft geen aantrekkelijkheid. De plaats is eenzaam en afge-
zonderd. Het gouvernements-huis is er zeer goed, en enkele
liuizen van tabaks-kontraktanten, die daar in de verte staan,
liebben mede een goed voorkomen. Ook de regents-woning en de
aloen-aloen, en het huis van den luitenant-Chinees zien er
goed uit. — De geheele afdeeling Bodjo n eg o ro heb ik niet
bereisd, en kan dus ook niet verklären, of ze ons al dan
niet iets schoons zou hebben aan te bieden. Zou men den
binnenweg, dien we tot aan de kotta bereden, willen vervol-
gen, dan zou men, door het G ris s é ’s regentschap Lamon-
2 a n , te Grissé komen. Maar we zullen O * G ris s e ligter längs t
den grooten postweg bereiken, en keeren dus naar io e b a n
terug, om van daar onze reis over S id a ijo e voort te zetten.
Eer we echter afrijden en de residentie Bembang verlaten,
teekenen we nog aan, dat men in 1854 in deze residentie
917,075 klapperboomen en 337 houtbosschen telde, en dat er
129,768 karbouwen waren, 34,923 runderen en 23,505 paar-
den, en voorts dat het produkt van padie 922,760 pikols
bedroeg, van koffij 1,365 pikols, van suiker 9,685 en van tabak
11,866 pikols.
Van T o e b a n rijden we nu een eind weegs door eenzame
dreven, en soms längs frissche sawah-velden, hooge klapperboomen
en licht-groene bamboe-boschjes. Hier en daar staan
groepen van, met hunne losse zwarte schorsen als rouw-lappen of
lompen behängen, areengboomen (saguerus, borassus-gomutus,
naar de Saguweer en goemoeti, die hij afwerpt). Eenige inlanders
waren bezig met het beuken en afkappen der m a ja n g s , d. i.
der groote steelen, die den als in een’ zak besloten dikken bloe-
semtros van den boom dragen. We dronken een teug van het
heerlijke vocht, dat in bamboezen kokers werd opgevangen, en
een w ed o n o of a r ia , die naar den arbeid zag, verhaalde
ons, dat één gekapte bloesemstengel of bloesemtak vier flesschen
vocht in het etmaal laat uitsijpelen, en dat dit uitsijpelen ge