hier zoo liefelijk en bekoorlijk, dat men aile heuvelen en boomen
, alle velden en bamboe—boschjes, aile stroompjes en spruit-
jes zou willen toelagchen ! ... Maar de groote postweg, die digt
längs de k o tta -B e rb ek in een bogt heenloöpt en naar de
M a d io e n voert, herinnert ons dat we hier niet lang moeten
vertoeven, en de residentie Madioen weldra te bezoeken heb-
ben. Eer we echter derwaarts afreizen, nog een enkel woord.
K ed ir ie is het laud, waarin, in de &ste of 9de eeuw der
Javaansche jaartelling, lamboe- amt- lobhoer , zoon van bewa-
kasoema, afstammeling van den hooger genoemden stichter van
het rijk van M a ta r am , het eerste koninkrijk gesticht heeft,
welks laatste vorst de beroemde P a n ji of P an d ji was, en waar
eens van 1678 tot 1680 de zetel stond van den beruchten
Maduréschen prins troeno—djoijo , van wien we op bl. 149
gesproken hebben. Naar men beweert, zou dit gewest (het oude
Daha) eene der belangrijkste residentiën van J a v a kunnën zijn,
indien het sterker bevolkt en dus voor eene grootere uitbreiding
der kulturen vatbaar wäre. De eerste oorzaak zijner mindere be-
volking moet, volgens berigten, grootendeels te zoeken zijn in het
onmatig gebruik van amfioen, waaraan de inlanders, zelfs vrouwen
en kinderen, zieh overgeven. Gelijk men weet, behoorde Kedirie
tot aan 1830 nog tot de Vorstenlanden, en het geldelijk belang
der vorsten bragt mede om de consumtie van opium zooveel
doenlijk te vermeerderen, opdat ze het monopolie er van tot den
hoogst—mogelijken prijs aan de Chinezen zouden kunnen verpachten.
De tweede oorzaak der mindere bevolking is gelegen in de langdurige,
oorlogen, die de beruchte troeno- djoijo , in de laatste helft
der 17Jt eeuw tegen de Compagnie voerde. Zijn’ zetel té K ed ir ie
hebbende, was zijn armée grootendeels uit inwoners dezer residentie
zamengesteld, en deze armée werd, zoo als bekend is, bij B a n g il
in P assaroean totaaal geslagen en vernield, nadat ze eerst
nog, toen K e d ir ie stormenderhand door hurdt werd ingeno-
men, eene groote nederlaag geleden had. Mel is waar zien
we vele koffijtuinen, sawah-velden en aanplantingen van suikerriet,
maar we zien ook vele uitgebreide bosschen en wildernis-
sen, vele onbebouwde streken en woeste landouwen, waarvan
we het betreuren dat ze niet ontgonnen en bebouwd kunnen
worden, omdat er geen handen genoeg voor den arbeid zijn.
En de derde oorzaak is, dat de residentie dikwijls zwaar geteisterd
werd door de uitbarstingen van den berg K lo e t, welks vreeselijke
krater, even als die van den Tambora op Sumbawa, eene treu-
rige vermaardheid onder de solfataren van J a v a verkregen heeft.
Nog niet lang geleden, namelijk in 1 8 4 8 , heeft die zoo menig-
maal vertoornde berg in zijne verbolgenheid de schrikkelijkste
verwoestingen aangerigt, - verwoestingen, die zieh niet alleen
tot K e d ir ie bepaalden, maar zieh ook in andere residentien de-
den gevoelen. Gelijk het land, zoo kwam ook de bevolking
bij deze katastrophen te lijden, en gingen er vele menschen-
levens verloren. De gloeijende lava-stroomen, die de krater
uitwierp, vloeiden allerwege heen en bedekten soms geheele
dessa’s en hare arme bewoners! Menige piek in K ed ir ie zou
ons kunnen toeroepen, gelijk H e r cu lan eum en P om p e ji zooveel
eeuwen lang tot de levenden riepen: „ Hier lag weleer een volk-
rijke plaats, maar ze is bedolven en hare bevolking met haar • -
de vuurberg dáár heeft voor het graf gezorgd!”
En toch, in weerwil der verwoestingen, die voormalige oorlogen,
periodieke berg-uitbarstingen, en vooral het onbeperkt gebruik van
amfioen in K ed ir ie hebben aangerigt, telde men in 1854 in
deze residentie 466,721 klapperboomen en 41 houtbosschen, en
bedroeg de produktie van padie 1,363,897 pikols, van koffij
48,371 pikols, van suiker 61,980 pikols, van kaneel 10,355 pon-
den, en van peper 154 pikols; terwijl de veestapel uit 79,233 kar-
bouwen, 10,667 runderen en 20,115 paarden bestond.
Doch genoeg. K e d ir ie zij vaarwel gezegd, en onze reis
naar M ad io en aangevangen. Eerst rijden we een eind weegs
terug tot digt bij Go de an, welke plaats we van K ed ir ie
naar Berbek gepasseerd zijn. Hier wenden we westwaarts af,
en volgen den lagen en weinig-bekoorlijken rijweg längs N gand-
22*