
tamelijk lioog opscliietende kroon-booinpjes, die beneden aan
den stam weinig of geen takken maken ; of wel rondom zooge-
naamde staken, even als die, welke in de europésche moestui-
nen als boonen-staken bekend zijn. Het plantje slingert zieh, even
als de convolvulus eil de meeste boonsoorten der moestuinen,
om den boom of de staak heen. — De peper—aanplantingen,
die we bij M e e s te r -C o rn e lis zien en later te Riouw vinden
zullen, behooren, even als de aanplantingen der notenmuskaat-
boomen, die we hier ontwaren, aan partikulieren ; terwijl we de
gouvernements-peper-aanplantingen te B a n tam , K e d ir ie en
P a t j i t a n , en verder te B en k o e len en in het G o u v e rn em en t
van S um a tr a ’s w e s tk u s t zullen aantreffen. In de assistent-
residentie P a t j i ta n bestond de peper-aanplanting in 1854 uit
804,587 vruchtdragende, en 629,121 jonge ranken. De op-
brengst dezer specerij had in dat jaar 2655 pikols bedragen.
De peper wordt in drie soorten onderscheiden, als: de staart-
peper, de witte 'peper , en de zwarte peper, doch de witte soort
wordt voor de beste gehouden. De vrucht of de korrels ver-
toonen zieh aan de ranken als zeer smalle en fijne turksche
tarwe, of liever nog als koren- of rogge-ären.
De sirie—tuinen, die bij M e e s te r -C o rn e lis zijn aangelegd,
hebben zooveel gelijkenis met de peper-tninen, dat men ze
op het eerste gezigt niet van elkander weet te onderscheiden.
Ook de sirie is een rank of slingerplant, welke met de peper-
rank eene bijna volmaakte overeenkomst heeft, en op dezelfde
wijze als de peperplant wordt gekultiveerd. Hare bladeren zijn het
onmisbare ingrediënt bij het zoogenaamde bétel- of sirie-kaauwen
der inlanders. Een sirie-blad, gevuld met een weinig tabak,
gambier en een stukje der pinang- of aréca-noot, en bestreken
inet fijne kalk of zoogenaamde sirie-kalk, is de lekkernij, die
de iidander zoo gaarne in den moud heeft, en wier sap zijne
lippen en tanden als met bloed bevochtigt.
Een paar opmerkingen dien ik hier ook te maken omtrent
de notenmuskaat-kultnur, ofschoon ik hierover eigenlijk dan
eerst zou moeten spreken, als ik over de Banda-eilanden
liandelen zal. Dewijl men echter deze kultuur ook op kleinere
schaal op J a v a en elders aantreft, wil ik den lezer er eenig-
zins mede in kennis brengen.
De Notenmuskaat-boom is een sierlijke piramidale kroonboom,
met fraaije donker-groene bladeren. Zijn wetenschappelijke of Botanische
naam is Myristica moschata, - zijn leeftijd p.m. 80
jaren, - zijne volle hoogte ongeveer 40 vöeten, - en zijne opper-
vlakte ruim 20 voeten in diameter. Om hem te beschütten,
moet men in de tuinen, waar hij groeit, hoog geboomte planten,
wordende liiertoe in de notenperken te Banda de kanarie-
boom, of ook soms de kemirie-, de manga— of de doerian-
boom, gebezigd. Als de notenmuskaat-boom p.m. 10 jaren
oud is, draagt hij vruchten en wel gewoonlijk het gansche
jaar door. De opbrengst van een’ goeden boom beloopt ongeveer
2000 noten in het jaar. - Men onderscheidt den mannelijken
en den vrouwelijken boom. De eerste draagt slechts bloesem,
en wordt in de tuinen tot bevruchting noodig geacht. - Als
de noot rijp is , wordt er dadelijk de foelie afgenomen, en
dient de vrucht, als men ze tot aanplant of inboeting gebrui-
ken wil, spoedig geplant te worden. Gewoonlijk maakt men tot
zaaijing' der aan te planten noten eene pepiniere, waartoe men
houten kisten (b. v. ledige wijnkisten) bezigt, die, half gevuld
met goede humus, in de schaduw van lommerrijk geboomte
geplaatst worden. Zijn de jonge plantjes p.m. 6 duim hoog,
dan worden ze in de tuinen overgeplant, of ook wel vooraf
nog in zoogenaamde kweektuinen gehragt, om ze hier tot eene
hoogte van p.m. 3J voet te laten opschieten, en ze eerst
daarna in de geregelde tuinen, op p.m. 24 voet afstands van
elkander, over te brengen.
Zoodra de noot tot rijplieid gekomen is, splijt het vleesch-
achtig bekleedsel van zelfs van een, en dient ze voorzigtiglijk
geplukt, en de foelie vooral niet beschadigd te worden,
De foelie wordt dadelijk plat gedrukt, en op een van
bamboes gevlochten mat of in een platte korf (tetampa) in de
zon gelegd, tot dat ze geheel droog is. De geplukte noten