1844 of 1845 beklommen in gezelschap van een’ engelschman,
die een reisje door de P r e a n g e r - r e g e n ts c h a p p e n deed. V e
stegen ’s morgens tegen half 6 uren te paard en klommen
längs een vrij—breed bergpad langzaam naar boven. Hier en
daar passeerden we eene dessa of kampong en groote bloeijende
koffijtuinen. Van tijd tot tijd ook voerde ons de weg längs
plekjes, waar de boomen zeldzaam waren, en hadden we dan
verrukkelijke gezigten op de landstreek beneden ons, die bij
het rijzend zonnelicht als uit den slaap ontwaakte. Tegen half
12 uren waren we bij het meer, waaraan de berg zijn’ naam
ontleent, - en waarvan het water zoo sterk met zwaveldeelen
bezwangerd i s , dat het als het wäre eene melk-witte kleur
heeft. De kom of het bekken heeft misschien eene breedte van
een vierde paal van het zuiden naar het noorden en denkelijk
even zooveel van het westen naar het oosten. Op eenige plaat-
sen steeg de zwavelTook nit openingen aan de oevers op, en
aan den tegenoverliggenden oever zagen we als een wit veld,
waarboven digte rookwolken witachtig of grijskleurig omhoog
welfden. Een kleine praauw of schuitje lag in het meer, en
hiermede voeren we längs zijn boorden rond, om daarna een
bezoek aan het zoo even bedoelde veld te brengen. De bodem
was er zeer heet, en nit elke reet. of scheur in dien bodem
ontsnapte sissend en piepend, als uit een stoompijp, de geperste
zwaveldamp met feilen aandrang en onweerstaanbaar geweld naar
buiten. Digt hierbij ligt een kale piek, waar zulke schadelijke
dampen opstijgen of uitwasemen, dat er geene planten kunnen
leven, en menschen en dieren er, naar men ons verzekerde, een’
gewissen dood zouden vinden. De kom van het meer is waar-
schijnlijk, gelijk doorgaans, een uitgebrande en ingestorte krater.
Eenige honderd voeten hooger bereikten we een zeker plat
of vlakker gedeelte van den berg, rnstten er eenige oogenblikken
u it, en namen toen de terugreis naar G a ro e t aan, alwaar we
bij onzen vriendelijken gastheer, den kontroleur bosch, herberg-
zaamheid genoten.
Het warm-water-bad alhier bezocht ik later, namelijk in
1850. Onze gulle gastheer, toenmaals de kontroleur van
rijck, bezorgde mij en mijner vrouw de gelegenheid om er
heen te rijden. Het is ongeveer 4 ;\ 5 uren gaans van de
hoofdplaats in steenachtigen grond gelegen. Het water heeft eene
zeer warme temperatunr, - te warm om genot van het bad te
hebben. Digt bij de bron, waaruit het water rijkelijk ontspringt,
is de temperatuur er van zoo heet, dat men er den vinger
niet kan inhonden. Een goed badhnisje van bamboes i s , ten
gerieve der badenden, aan den rand der vijverkom gebouwd.
Het oord, waarin de badplaats ligt, en de weg er heen, bieden
zooveel natuurschoon aan, dat men er gaarne een bezoek brengt,
ook al heeft men geen’ lust om een bad te nemen.
Niet zeer ver van de negorij G a ro e t verheft zieh ook de
7260 voeten hooge Papandaij an g , en iets verder staat de
3716 voeten hooge Galoengoeng. De bekende eruptie van
den Galoen g o en g in 1822 rigtte in grooten en wijden om-
trek vreeselijke verwoestingen aan, waarvan de sporen nog op
vele plaatsen te zien zijn.
Van G a ro e t uit rijden we te paard naar T jise ro ep an , alwaar
we weder een’ koffijpelmolen en groote koffijtuinen zien, en
wijders naar het hoog-gelegen ' T jik a d ja n g , waar men parti-
kuliere theetuinen met de er toe behoorende theefabriek te aan-
schouwen heeft. De weg, die naar deze plaatsen heenvoert,
en hare golvende omstreken zijn uiterst-bekoorlijk, maar het
klimaat is er bijzonder-koel, zoodat des avonds en des morgens-
vroeg de wärmte eener in het 3845 voet hoog gelegen landhuis
brandende kagchel wel te stade komt.
Een zeer goede wagenweg leidt van G aro et naar T a ssik—
Malayoe, en verder naar Tjamies, een regentschap in de residentie
Cheribon. Die weg levert geheel eigenaardige gezigtspunten
op, en is door zijne honderden van kronkelingen en plotselinge
wendingen en afwisselingen regt—bekoorlijk, Zuidelijk van ons
staat de sclioone T jik o ray in het zonnelicht te blinken, en in
het Noordoosten w'erpen de Ga loengoeng en T e lag a -b o d a s
donkere slagschaduwen op de velden. Ter linkerzijde van den
7*