
boomen groeijen, die met miiiaden van bloemen de duizenden
van inlandsche graven (koeboer-koeboer) aan hun’ voet be-
strooijen. Elke grafterp is, volgens de adat (gewoonte), aan hare
vier zijden door een dnn balkje begrensd, en aan het boveneinde
wijst een korte staande paal of opgerigt balkje de plaats, waar
het hoofd des afgestorvenen rust. De hijkans bladerlooze maar
met witte bloemen als met sneeuw overdekte kambodja, door
de inlanders zoo gaarne op hunne kerkhoven (koeboeran) geplant,
laat jaar in jaar uit en dag aan dag en uur aan uur
van haren geurigen voorraad op de terpen vallen.
Nog een eind weegs verder komen we aan de voorstad, die
meest door inlanders bewoond is, en waar men aanvankelijk de
blijken der erkende nijverkeid van Bembang s bevolking ziet.
Ginds weeft men sa ro n g s en s lin d a n g s en hoofddoeken, die
weer elders gebatikt worden. Daar maakt men k a ro n g—zeilen
voor de maijan g-praauwen, of slaat men goemoetoe-touw,
of droogt men gezouten visch voor de inlandsche keuken, of
bereidt men tja nw of toeak (palm-wijn), tro e b o e (visch-kuit),
tr a s s i (toespijs van verrotte vischjes bij de rijst), en kroepoe
(darmschraapsel). Eiders maakt men goeni-zakken, of javaansch
papier, of aardewerk. Nog elders ziet men im p a n g ’s
of vischvijvers, waarvan er honderden in de residentie zijn
en waarin vooral de fijne Goer ami gekweekt wordt, (1)
en weer elders eindelijk bonwt men praauwtjes en visscherspin-
ken. Overal is bedrijf, overal drukte en beziglieid! Weldra
zijn we in de hoofdplaats, eene der oudste vestigingen der
O. I. Compagnie, ofschoon welligt 60 h 70 jaar jonger dan
Be meest-bekende" visch-soorten in N. I , U j de i k a n -G o e r a m i , T am b r a ,
B a n d a r s , k a k a p , b e l a n a k , g l a l i n g , s o e s o e , k em b o n g , i k a n - s p a t ,
enz. De drie laatstgemelden worden in gebraden toestand (g d ren g ) als toespijs bij de
rijst gegeten. De s e n g k a r i n g is eene soort van ford. De i k a n - l e l e h en
i k a n - g a b o e s zijn gemeene vischsoorten. Goudvisschen ( lk a n -m a a s ) vmdt men
in menigte, zoo mede palingen, o e d a n g (garnalen) en t i r am (oesters). De lepra-
visch van T e r n a t e en elders in de Molukkos komt in de wateren van J a v a en
der S n n d a -e ilan d en niet, voor.