
w ie ’s (talingen) zwemmen. De bevolking is van Maduresche
afkomst, en spreekt doorgaans de Maduresche, doch in sommige
kampongs de javaansche taal. Het eiland werd in 1840 door
den Heer p. diard, toenmaals lid der Natuurkundige Kommissie
in. N. I n d ie , bezocht.
M erpen we van de A stan a een’ blik rondom ons, dan be-
speuren we geen koffijtuinen, of suikerriet- of indigo-velden,
maar sawab s en tipar-velden, en wijders eenig kreupelhout en
wild gras op een kalkachtig terrein, of, in de naaste omgeviug
der gebuchten, tuinen met miloe of turksche tarwe beplant, en
eemge lom b o n g ’s of padie-schnren, p o n d o k ’s (opstallen) enz.
Bij het overvaren naar den Madura-wal zagen we aan den
westelijken ingang van Straat-Madura het fort lo d ew ijk of
E r fp r in s . De Panumbahan Staat ons weder zijn jagt af, om dit
fort te gaan bezoeken. Vergezeld van prins a d i rijden we naar
S em b ila n g a n , de voormalige hoofdstad van den reeds hooger
genoemden prins van M ad u ra , t jo k r o - d i n i n g r a t , aan den
zoom der gezegde Straat gelegen, en varen dan over. In 1852
lag er in het fort een sterk garnizoen, belast ook met de
bewaking der alhier wegens zware vergrijpen of misdaden ge-
detineerde militairen en civiele personell, die echter, gelijk ik
reeds gezegd heb, sedert naar de citadel van Ambarawa vervoerd
zijn. Oorspronkelijk is het fort E r f p r in s , op last van den
Gouvemeur-Generaal, Maarschalk d a e n d e l s , gebouwd ter ver-
dediging van Straat-Madura tegen een’ buitenlandschen vijand.
Thans hebben de zand- en modder-aanslibbingen of alluvien uit
de K a li-m a a s en de Solo-rivier de Straat reeds zoo ondiep
gemaakt, dat een groot schip er slechts met moeite meer passeren
kan. J a v a zet zieh naar M ad u ra toe u it, als wilde het zieh
vergrooten en M ad u ra aan zieh hechten, of met andere woorden:
J a v a zal eenmaal met M ad u ra een enkel eiland worden, gelijk
het, volgens inlandsche traditie, 10 eeuwen geleden moet geweest
zijn, toen de Straat doorbrak. Bij lagen waterstand kan men
reeds te voet van Sidaijoe naar fort E r fp r in s en vice versa gaan.
Den tweeden dag na onze aankomst te B an g k a lan g was
het de 31ste December 1852, en de Panumbahan had al de
notabelen, de officieren en de prinsen genoodigd, om den
laatsten avond des jaars in den kraton door te brengen. Ten
7 ure is de pondoppo of receptie-zaal met gasten opgevuld.
Nu begint eerst de tooneel-voorstelling van de w a ijan g -k o e -
l i e t (eigenlijk le d e re n k omedie, omdat de javaansche helden
en vorsten en reuzen (rak sh a sa ’s of b o e th o ’s) in de ge-
daante van vreemd-uitgesneden en sterk gekleurde le d e re n
beeldtjes of poppen optreden. Hierop volgen maskerades door
levende personen voorgesteld, en nog andere speien en ver-
makelijkheden. Een Maduresche clown of paillasse vertoont zijne
kunsteu, en doet als een andere p r o t e u s het gezelschap door
zijne zonderlinge en groteske metamorphosen somwijlen lagchen.
Daarna wordt het souper aangeregt, en weldra zetten we ons
aan tafel. Ik beschrijf niet wat er al op tafel kwam, maar
er waren wel 40 ä 50 schoteis en schoteltjes (b a ssi’s en pi-
rin g 's) met allerlei zoogenaamden in la n d sc h e n k o s t gevuld,
en daarbij ook vogelnestjes, afkomstig uit de bekende vogel-
nestklippen aan het noorderstrand van M a d u ra , alwaar niet
minder dan 93 zulke klippen geteld worden. Voor mijne vrouvv
is er een schoteltje, dat haar bijzonder bevalt, namelijk een
b a ssi met gestoofde p a lm ie t, d. i. de kruin van den kokos-
palm. Deze kruin is zeer zacht, en wordt met regt als eene
der fijnste en edelste groenten geroemd. Ze komt echter zelden
op tafel, omdat de boom, waaruit de palmiet gekapt wordt,
geen vruchten meer kan geven en dus verloren is. M ordt er
een kokospalm door den wind omvergeworpen, dan is het eerste
werk van den eigenaar om hem van 'zijne teedere en maische
palmiet te berooven. Mijne vrouw laat zieh haar schoteltje wel
smaken, en vergeet daarvoor de gewone sterk—prikkelende spij-
zen en de velerlei gebakjes. Met klokslag van 12 uren staat
de vorst op, om met een glas koude thee (wijn is hem h a r am,
d. i. den Muhamedaan // verboden,” ) zijnen Europeschen gasten