uit eenê kano twee biggen , die hier fchaarsch
waren. Ten vier uuren in den agtermiddag hielden
wij digt bij het eiland Amattafoa, en voerep
'tusfchen hetzelve en Oghao door; het kanaal was
twee Engelfche mijlen breed , veilig , en daar
was geen grond te peilen. Terwijl wij in het kanaal
waren, hadden wij ligte koeltjens en ftilte.
Dit gaf eene groote zeilende dubbele kano, die
ons den geheelen dag gevolgd was, gelijk ook
enigen anderen, die geroeid wierden, tijd om bij
ons te koomen.
Thans had ik eene goede gelegenheid om iets
te weeten te koomen, waaraan ik te vooren getwijfeld
had, namelijk, of enige van deeze kanos,
in het veranderen van gang, het zeil al of
niet overzetteden , en zoo voortzeilden met de
Heven vooruit, die eerst de agterfteven was. Die,
welke wij nu zagen, werkten op die wijze. Het
is een latijnseh zei l , van boven aan eene latijn-
fche raa aangeflaagen, en beneden aan een gijp;
in een woord, het is als een bezaan , als men
onderdek dat de geheele rand aan een boom is
uicgefpahnen. De raa is omtrent in het midden
o f in evenwigt aangeflaagen. Als zij van gang
veranderen, loeven zij het vaartuig in den wind
o p , gooien de fchoot los, en brengen het ondereind,
of het eind dat vast is, van de raa aan het
ander eind van het vaartuig, en de fchoot op gegelijke
wijze: daar zijn fleuven of inkeepingen
aan
aan elk eind van het vaartuig, waarin het eind van
de raa vast gezet wordt. In kort , zij werken
even als die van de Ladrone Eilanden, volgens
de befchrijving van w a l t e r . ( * ) Als zij ruim-
fchoots, of voor den wind moeten zeilen , wordt
de raa uit de fleuf genoomen en vierkant voor
den wind gebrast. Ik moet niet vergeeten te
zeggen dat alle hunne zeilende vaartuigen niet toegetuigd
zijn om op deeze wijze te zeilen. Sommige,
en wel van de grootfte, zijn getuigd om te
wenden. Deeze hebben eene korte , maar vrij
zwaare mast, die op eene foort van rol Haat, welke
op het verdek bij de plegt is vastgemaakr.
Men doet haar veel voorover hellen; de top is
gevorkt, en de raa rust op de twee punten, als
op twee fpillen, door middel van twee fterke houten
klampen, ter wederzijde van de raa vastgemaakt,
op omtrent een derde van derzelver lengte
van het onder-eind, dat, als zij onder zeil is,
nedergehouden wordt tusfchen de twee kanos,
door middel van twee fterke touwen, van welke
een naar elke kano en door een gat* dat in den
fteven i s , loopt; want men moet weeten dat
alle deeze vaartuigen dubbel zijn. Als het ondereind
van de raa dus vastgemaakt is, is het klaar
dat het vaartuig, als het van gang zal veranderen,
wenden moet; het zeil en de gijp zullen over
den
Zie a n , s o n s t ó f ,