4i2 -AANTEKENINGEN op het
holpen worden. Deeze kan hen, namelijk, dringender
dan eene andere oorzaak, nodigen op eene zekere
maatfchaplijke vereeniging te denken, en den regeering-
vorm op eenen vasteren voet te (tellen. Het vervaer-
digenvan wapenen, aan hetwelk zij thans hetgroot-
fte gedeelte van hunnen tijd befteeden moeten, zal
dan Hechts een tijdverdrijf zijn, en de gevolgen van
zulk eene gefteldheid der natie, onderling vertrouwen
en algemeene veiligheid zullen hun tijd en gelegenheid
verfchaffen het in fierlijkheid van alle foorten van
handwerken even zoo verre te brengen als de bewoo-
ners der Vrienden-Eilanden. Hoe veel de omgang
met nabuurige eilanden tot befpoediging van deeze be-
fchaaving konne toebrengen, laat zig zoonaauwkeu-
rig niet bepaalen; doch het is evenwel, over het
geheel, eene uitgemaakte zaak, dat door den handel
de voortgang der befchaaving ongemeen bevorderd
wordt.
Van den godsdienst van de Tanneezen weeten wij
niets te zeggen. Het plegtig gezang, dat wij alle
avonden op de oostlijke punt van de haven hoorden,
deed ons wel vermoeden dat daar ergens in het bosch
eene godsdienftige verzamelplaats moest zijn, maar wij
konden ’er geene zeekerheid van verkrijgen, wijl de
inwooners ons altijd zorgvuldig van die plaats zogten
te verwijderen. In hun overig gedrag was ook geen
het minde fpoorvan uiterlijken godsdienst, nergens
iets aandachtigs, zelfs niets bijgeloovigs te ontdekken,
tenzij men dit daarvoor houden wilde dat zij
hetgeen wij hun fchonken, niet met de bloote handen
, maar met een versch blad gewoon waren aante-
roeren; maar dit zelfs wierd nagelaaten, zoo dra wij
maar enigzints met elkaoderen bekend wierden.
Door
W ' A. , v ■ M
III BOEK» VI HOOFDSTUK , 413
Door ons kort verblijf aldaar zijn hunne huislijke
gebruiken ons geheel onbekend gebleven, gelijk ook
hunne plegtigheden bij huwelijken en bij het befchik-
ken over hunne dooden.
Wat hun karakter belangt; zij zijn van veel ernfti-
ger aart dan de bewooners van de Sociëteit-Eilanden,
ja zelfs ernftiger dan de Wilden van Mallicolo
en, volgens het onthaal, dat zij ons deeden, kunnen
wij hun geene gastvrijheid en algemeene menfchen-
liefde ontzeggen, als zij maar niet, uit bekommering
voor hunne veiligheid, belet worden deeze hoedanigheden
uitteoefenen. Jegens hunne vrouwen zijn zij
niet zoo goed als zij wel dienden te zijn, maar ook
op verre na zoo hard of wreed niet als de Nieuw-
Zeelanders. Dat zij dapper en onverfchrokken wa*
ren bleek bij alle gelegenheden; en ik moet hen vooï
edelmoedig erkennen, want zoo gedroegen zij zig jegens
den Heer s p a r m a n en mij, na het vermoorden
van hunnen landsman, toen zij ons in het bosch
in hunne macht hadden. Dat het hun niet aan ver-
(tand ontbrak,- hebben wij bij veele gelegenheden
duidlijk en tot verwondering toe ondervonden. Aan
den anderen kant kan men, uit hun gedrag en uit hun-
he gewoonte van niet zonder wapenen te gaan, genoegzaam
afneemen dat zij zeer wantrouwende zijn
moeten, en, daar zij zig zelve voor menfchen - eeters
verklaarden, zullen wij hen niet te kort doen, als wij
hen voor ten uiterften wraakzugtig en voor ongebonden
in hunne hartstogten verklaaren. Misfchien zou
de omgang met ons Europeaanen nut gedaan, enden
aanwas van hunne zedenlijkheid bevorderd hebben ,
wanneer de laatfte overijlde daad niet alle gunftige indrukzelen
, welke zij reeds mogten hebben aangenoomen
WHmwm