
 
		zelven  geacht,  en  ftond  doorgaans  in  veel  achting;  
 ja  een  zijner  vrienden  had  hem  reeds  eenen  Towtoiv  
 o f  lijfeigene  gegeeven  ,  die  een  jongen  w a s ,  welke  
 hem  moest  bedienen,  hem  overal  volgen,  en  altoos  
 ten  dienlte  ftaam 
 Schoon OEDiDEE  van het voorneemeh van met óns  
 naar  Engeland  te  gaan,  had  afgezien,  had  egter  de  
 jonge  h o o n o ,  o f gelijk f o r s t e r  hem noemt,  n u-  
 n  a  ,  zijn  diergelijk  voorneemen,  dat  hij  voorheen  
 had  te  kennen  gegeeven, nog niet  laaten vaaren;  maathield  
 bij  mijn  vader  en  andere  heeren  dringend  aan  
 hem  medenaar  boord  te  neemen.  Mijn  vader,  wien  
 hij  altijd wel  gevallen  had,  was  genegen  hem  geheel  
 op  zijne kosten medeteneemen,  en  onder  deeze bedin-  
 ging  gaf  de  kapitein  ’ er  terftond  zijne  toeftemming  
 toe.  Men  zeide  den knaap dat hij  niet  hoopen moest  
 eens  wéder  naar  zijn  vaderland  terug  te  zullen  kee-  
 ren,  naardien  het  onzeeker  was  of  Ier wel  weder  een  
 fchip  naar  Otahiti  zoude  gezonden  worden.  Maar  
 hij  was  al  te  zeer  met  deeze  reis  ingenoomen  dan  
 dat  zulk  eene  voorftelling  hem  wederhouden  zoude  
 hebben;  hij  offerde  de hoop  van zijn vaderland weder  
 te  zullen  zien  gewillig  op  aan  de  begeerte  van  ons  
 land te  leeren kennen.  Zijne blijdfchap was  ondertus-  
 fchen maar van  korten  duur;  want  tegens  den  avond  
 bedagt  zig  de kapitein  en  trok  zijn  woord  weder  in ,  
 zoo  dat  de  arme  hoono ,  tot  zijne  groote droefheid,  
 t’huis  blijven moest.  Mijn  vader  was  voorneemens  
 hem  het  timmeren  en  fmeeden  te  laaten  leeren;  met  
 de  kennis  van  deeze  ambagten  zoude  hij ,  mijns  bedunkens  
 ,  een  nuttiger  lid  van  de  maatfchappij  geworden  
 zijn  dan  zijn  landsman  omai   ,  die  van  een  
 bijna  tweejaarig  verblijf in  Engeland niets  mede  t’huis 
 brengt t 
 brengt,  dan  de  bekwaamheid  om  de  inboorlingen  op  
 zijn draai-orgel  wat  vodr  te  fpeelen,  ó f hun  een  marionetten  
 - fpel  te  vertoonen! 
 Bladz.  38  ( 7 ) ;   Schoon  ons  voorneeiften  niet was  
 tot  op  den  hoogden  top  van  den  berg  te  klauteren*  
 gongen  wij  egter  reeds  voor  zonne-opgang  op  weg.  
 De  vogelen  fliepen  nog  gerust  op  de  ftruiken,  zoo  
 dat  onze  geleider  t a h e a   en  zijn  broeder  enige  
 zee- Zwaluwén  ( Ster na)   met  de  hand  grcepen.  Zij  
 Zeiden  ons  dat  ’er veele  watervogelen  op  deezen  berg  
 kwamen  overnaéhtén,  en  dat  bijzonderlijk  de  keerkring 
 vogelen  gewoon  zijn  alhier  te  nestelen.  Daar  
 door zijn ook  de  lange  flaert - vederen,  welke  zij  alle  
 jaaren  laaten  vallen,  in  deeze  bergen  meest  te  vinden  
 ,  en worden  ’er  door  dé  inboorlingen  naardig  op-  
 gezo'gt.  Wij  fcliooten  eene  zwaluw  en  vonden  aller-  
 handen  nieuwe  planten;  doch wijl  dé  lucht  aan  dén  
 gezigt-einder  begon  te  bétrekken,  haastten  wij  ons ,  
 om  onze planten  droog te  houden,  naar  het  fchip  terug, 
   en  kwamen  des  namiddags  ten  vier  uufen  weder  
 aan  boord;  De  gantfche  koninglijke  familie Was  
 daar weder  verzameld,;  en  onder  dézelve  n e êh o u -  
 r a ï   ,  de  oudfte  zuster  van  o T o o ,  die  met  f  Arte* 
   d e r  r e   getrouwd  was;  Des  Könings  tweede  
 broeder  f  A f  ree  Wa t ow   géviel  het  zoo  wel  bij  
 ons,  dat  hi j ,  onaangezien  alle  de  andere  heen  gingen  
 ,  den  nacht  over  bij  ons  bleef.  Om  hem  te  ver-  
 maaken,  lieten  wij  uit  de  mast  vuurpijlen  en  andere  
 kleine vuurwerken  affehiétenwaarover hij  ongemeen  
 veel  genoegen  betoonde.  Onder  hét  avondmaal telde  
 hij ons alle  zijne  nabeftaanden  Op,  verhaalde  óns  ook  
 veel uit  dé  laatfte'gefchiedenis  van  Otahlti,  dat  mij*  
 na  mijne  terugkomst  in  Engeland,  door  om a i   be- 
 VI.   D e e l ;  Y   ves