
g f m R l l r
|B ril tI lR I< s- I (ij ^
1 l i l
1 1 I 1I I
a l 1 1
IIjj j 1
f l 11 1 1
É l l i j '
feS| l l
É i | llliL r1? m | [1 I J lijf
I f |1
H l
II1 1 M j V'
• "j? r t l
lift ■
IpIi l ■ 1
11
fe.'É 1
i i ! lii Jli!!
1 V 1
K* V2 * r .r j • Iilf' I J »
Yi ;!!f I i* i ! 1 1K* -v J&? , 1 iljlr, i jl i I
lliill f fe il
I J ' 1 [.H a l
l 1 i1f f I J j f MI üi if
I1
I{ I J - ijmIHBK I I ■ u H i i
fche mijl van de landing-plaats lag, en welke
ik onderftel dezelfde te zijn , waaruic t a s m a n
water haalde. Het volk van de floep had haar on*
dertusfchen met vrügten en wortelen gelaaden*
welke de inboorlingen aangebfagt en voor fpïj-
kers en glazen-koraalen verruild hadden. Toen
ik weder aan het fchip kwam, vond ik dien handel
aldaaf ook aan den gang. ( 2 ) Na het ontbijt
voer ik met twee floepen naar land om met het
volk te handelen, van verfcheiden van onze hee-
ren verzeld , en ik gaf last dat de groote floep
zoude volgen met ledige water-vaten , om gevuld
te worden. De inboorlingen hielpen ons
dezelve van en naar de plas rollen, en een fpij-
ker of een glazen - koraal was de belooning van
hunnen arbeid. Men bragt vrugten en wortelen*
bijzonderlijk pompelmoezen en yams , in zulk
eene menigte aan, dat de twee floepen gelaaden*
afgezonden, gelost, en ten tweede maale gelaa-
den wierden voor het middag was, wanneer de
groote floep ook eene volle lading water had, en
de plantenzoekers en jagers ook alle weder ge-
koomen waren 9 ( 3 ) uitgezonderd den heelmeester,
naar welken wij niet wagten konden, alzo©
de eb fterk uit de bogt gong, waarom hij agter-
gelaaten wierd. Naardien men niet met eene floep
in de bogt kan koomen van half eb tot half vloed*
konden wij in den agtermiddag geen water van
land krijgen. Daar is egter eene zeer goede landing