hem de flimme ftreek, die hunne Hoogheden uitgevoerd
hadden; doch zij hielden het beiden voor best
zig te gelaaten als of zij' ’er niets van gemerkt hadden.
Zij had reeds bij andere gelegenheden eene onweder-
ftaanlijke neiging laaten blijken om het een en ander
beimlijk te ontvreemden. Men had haar egter nog
niets geweigerd, maar haar altijd meer gefchonken
dan zij gevraagd had; het was dan ook zonderling
genoeg dat zij liever iets ontvreemdde dat zij op
eene veel voeglijker wijze hadde kunnen bekoop
men; misfchien vond zij een bijzonder welgevallen in
geftoolen dingen, omdat zij die alleen aan haare eigen
behendigheid te danken had. Zoo de Tahitifche roeis-
jens haar niet lasterden, moet zij in het algemeen veel
van geftoolen genoegens houden, want zij befchuldig-
den haar dat zij des nachts, buiten weeten van huaren
broeder, met de gemeenfte Towtows te doen had.
Is ditwerklijk zoo, dan zou het eer wonder zijn dat
hier te land, daar elk, zonder bedenken, de aandrift
der natuur volgt, bij de Prinfesfen en Grooten eene
uitzondering zoude plaats hebben, daar deeze doch
anders gemeenlijk boven alle andere gewoon zijn haare
lusten zonder bedwang intevolgen. Maar zoo is
het: de menschlijke hartstogten zijn overal dezelfde.
Slaaven en Vorften, Dienstmaagden en Vorftinnen
hebben eenerlei inftinft; gevolglijk moet de gefchic-
denis van derzelver uitwerkingen overal en in alle landen
eene en dezelfde blijven.
AAN*
OP H E T
D ER T IEN D E HO O FD STUK,
JBlcuh. 54 ( i ) . Het gerugt van onze voode vederen
had zig tot aan haare woonplaats te Paparra verbreid,
zoo dat zij herwaarts gekoomen was enkel om
enige van die vederen te verzoeken. Naar het uiterlijk
aanzien fcheen zij thans tusfchen veertig en vijftig
jaaren oud te zijn; zij was groot en fterk van lighaam
en haare gezigtsrtrekken, die misfchien voorheen be-
valliger geweest waren , hadden thans een tamelijk
manlijk yoorkoomen gekregen; evenwel befpeurde men
jn haar gelaat nog fpooren van voormalige grootheid.
Haar gezigt fcheen altijd nog te gebieden en in haare
houding was iets vrijs, iets edels. Zij bleet niet lang
bij ons, misfchien omdat het haar griefde dat zij in
onze oogen niet meer zoo veel aanzien had. Zij vroeg
naar enige van haare vrienden, die in het jaar 17:69 alhier
met de Endmvour geweest waren, en liet zig
daarop weder met de floep aan land brengen. Omtrent
deezen zelfden tijd kreegen wij ook een bezoek
van haaren voorigen gemaal a m m o , maar men bewees
hem nog minder achting dan aan o b er e a .
Wijl de matroozen hem niet kenden, had men hem,
als eenen gemeenen, den toegang tot de kajuit geweigerd,
en hij mogt ook bezwaarlijk zijne varkens aan
V 5 boord
II
É
t e
WW m
i p «F
m
i p
iwm
m
r'ÏÏi
i jIW
ft
l i
1JÉ m i
Wm