met zig te neemen, zoude ik ’er, geloof ik,' in
bewilligd hebben, o t o o bleef in zijne kano aan
het fchip leggen, tot wij onder zeil waren, wan?
neer hij afdak en met drie fchooten gegroec
wierd ( 5 ) .
Het onthaal, dat wij op dit eiland genoten hadden,
was zoodanig, dat het eenen van onze con-
ftapels maats verleid had om het ontwerp te fmee-
den van aldaar ,te blijven. Hij wist dat hij het
met geenen goeden uitdag ter uitvoer konde brengen,
zoo lang wij in de baai lagen, waarom hij,
zoo dra wij buiten, de floepen binnen, en de zei-
len bijgehaald waren, zijn flag waarnam, en over
boord fprong, zijnde hij een goede zwemmer;
maar hij wierd ontdekt, voor hij vrij was van het
fchip en wij zetteden aanftonds eene floep over
boord , en vischten hem op. Wij zagen eene
kano omtrent ter halver weg tusfchen ons en het
land, die, naar het fcheen, ons agter na volgde.
Zij was beftemd om hem inteneemen; maar zoo
dra het volk, dat ’er in was , onze floep zag,
hield het af. Dit was een afgefprooken werk tusfchen
deezen man en hen, dat o t o o bekend was,
en waarin hij hen had aangemoedigd. Als ik den
levensftand van deezen man in overweeging nam,
kwam hij mij zoo fchuldig niet voor, en ik vond
het befluit, dat hij genopmen had van hier te blijven,
niet zoo zonderling als het in het eerst mis*
fchien zal voorkoomen.. Hij was een Ier van gehoon#
boörte en was in Hollandfchen dienst uitgevaaren ;
ik had hem te Batavia opgedaan , op de terugreis
van mijnen voorigen togt, en hij was zedert altoos
bij mij gebleven. Ik heb nooit gehoord dat
hij vrienden of verbindtenisfen had, die hem aan
enige bijzondere plaats van de waereld verbonden.
Alle natieën waren voor hem gelijk. Waar
konde dan zulk een man gelukkiger zijn dan op
een van deeze eilanden, daar hij, in eene van de
fchoonfte luchtftreeken van den aardbol, niet alleen
de benodigdheden, maar zelfs de aangenaamheden
van het leven met gemak en in overvloed
konde genieten. Ik weet niet of ik hem mijne
toeftemming niet zoude gegeeven hebben, als hij
’er bij tijds om verzogt had. Zoo dra wij hem
aan boord gehaald hadden en de floepen binnen
waren , liet ik hem voor veertien dagen in de
boeien fluiten, en ik ftuurde naar Huaheine, om
onzen vrienden aldaar een bezoek te geeven. Doch
voor wij Otahiti verlaaten , zal het nodig zijn
enig naricht te geeven van den tegenswoordigen
ftaat van dit eiland, voornamelijk omdat het zeer
verfchilde van hetgeen het agt maanden te vooren
geweest was.
Ik heb reeds gefprooken van de verbeteringen,
die wij in de vlakten van Oparree en Matavai
gevonden hadden. Wij befpeurden hetzelfde in
alle andere ftreeken, daar wij kwamen. Het kwam
pns bijna ongelooflijk voor dat ’er, in zoo korc