
 
		nog  zoo  weinig  verlicht  volk  als  de  Otahitiers  kan  
 zulk  een  denkbeeld  wel  ingang  gevonden  hebben,  
 hoe  ongerijmd het  aan en voor  zig  ook  zijn mag'.  Ik  
 wil  egter  niet  beweeren  dat  ik  met  deeze  gisfmg -het  
 waar oogmerk van  dit gebruik getroffen hebbe ,  naardien  
 wij,  ondanks  al  ons  navraagen,  van  de  inwoo-  
 neren  geene  oplosling  daaromtrent  verkrijgen  konden. 
   Zij befchreeveu  ons wel  de  gehéele  treur-pleg-  
 tigheid  ,  en  noemden  de  flukken  ,  die  daartoe  ver-  
 eischt wierden,  wel op;  doch waarom dit zoo' cri niet  
 anders  ware,  was  eene  vraag,  die  wij - hun  niet  'genoegzaam  
 verftaanbaar  konden  maaken,  Hét'zön-  
 derlingfte  vernamen  wij  nog  Van  oe d id e ëY   dat,  
 namelijk,  bij  den  dood  van  den man  ,  de  vrouw  de  
 treur-plegtigheid  verrigtte ,  en  als  dë  vrouw  ftidrf,  
 de  man  zulks  doen  moest. 
 Bij  onze  terugkomst  in  Engeland waren'de  liefhebbers  
 van  uitlandfche  zeldzaamheden  zoo  gezet op  
 diergelijke  treurklederen  ,  dat,  Onder  andere-,  een  
 matroos vijf en twintig  guinies' voor het zijn ontvong.  
 In  deeze  zügt  naar  vreemde! zeldzaamheden  evermaren  
 de  Otahitiers  de  befchaafde  volkeren.'  Naarnv-  
 lijks  had  os o i d e e hier  en  datir  iets  van  ;z Ijhe '"gevallen  
 verhaald,  en  van  zijne medëgebragte  üöda'n'd-  
 fche  fehatt-en  iéts  laateft  zién,  of  de  Grootem'plUig-  
 den  ons  ohopl emdelijk :onf zeldzaamhede •van~Ttóg^-  
 i'aboo,  of  dmfterdanï,  Whïhoó;o f  ' Paasch  E i fd M ^ è u   
 Wditahoo  of  S t.  Christina,  en  namen diergelijke ‘kleinigheden  
 voor  levensmiddelen  én  andére  dingen F die  
 zij  ter markt bragten ,  liever  aan dan de  nuttigde Eu-  
 ropifche  waaren,  Alleraangenaamst  waren  hun  de,  
 gepluimde hoofd-fierzels  van  de  beiden  laatfle  eilanden, 
   gelijk ook  de  mandjens  en  het gefchilderd  doek  
 van  het  eeffëc,  ja  zij  fielden  zelfs' eenen  bijzonderen 
 prijs  op  de matten  van  Tongataboo,  die  egter  in  den  
 grond  volkoomen  naar  de  hunne  geleeken.  Onze ma-  
 troozen maakten zig  zulks  te nutte  en  bedroogen hen  
 dikwerf,  naardien  zij  hun,  onder  eenen  anderen  
 naam,  matten verkogten,  die  of  hier  ter  plaatfe,  of  
 ten  minden  op,i de  andere  Sociëteit-Eiland en  inge-  
 .kogt wareh.,  ,  Daar heerscht  dan  eene groote  overeenkomst  
 in, de-neigingen  der  menfehen ,  doch  voornamelijk  
 bij  die  volkeren,  die  niet  geheel  onder  de  on-  
 befchaafde behoofen. 
 Deeze overeenkomst bleek nog duidlijker  uit  de gretigheidy  
 waarmede  zij  de  verhaalen  van  hunnen  jongen  
 bereisden  landsman  aanhoorden.  Daar  hij  zig  
 maar zien liet,  drong  het,volk  met  hoopen  om  hem  
 henen.  De,oudfteTchatteden  hem  meest, en  de  Groo-  
 ten ,  zelfs  die  van  het  koninglijlt'gellacht,  ftreefden  
 naar  zijn  gézelfchap.  Behalven  het  genoegen  van  
 hem  te hoofen,  hadden zij ook het voordeel, allerhan-  
 den  aardige  gefchenken: van  hem .te  krijgen,  die  hun  
 zelden meer,  dan  een  paar  goede  'woorden  kosteden.  
 Op deeze wijze, bragt hij/zijnen tijd  aan land zoo  aangenaam  
 door,  dat wij hem  bijna  nooit  aan, boord  zagen, 
   uitgezonderd  als, hij; hét  een ■ of  ander  te  verzoeken  
 htid,  Of  zijnen  bekenden' het? fchip - Wilde- laaten  
 zien,  en  ben  bij den kapitein en anderen van het fchip  
 wilde inleiden.  Ondertusfchen  kwamen zijne- verhaalen  
 dqn toehooreren  zool wonderbaar  voor,  dat-zij  
 het niet  zelden  nodig  vonden  zig  tot  ons-te  vervoegen  
 , 'omu’er de  bevestiging  van  te  booren.  De  ver-  
 fieende  regen,  de digteg  witte klippen  en  bergen,  die  
 tot zoet water fmolten,  én  de altoosdunrëndé  dag van  
 den  pool-cirkel waren  dingen  ,  van  welker  geloofwaardigheid  
 wij  zelve  hen  niet  genoegzaam  overtuigen  
 konden.  Dat  ’er  in  :Nieuw-Zeeland  men-  
 T   4  fchen