
 
		gen  koude,  vroeg  hij  naar  den  naam  van  mijne  
 Mar ai  of  begraaf - plaats.  Hoe  vreemd  deeze  
 vraag  ook  was,  aarfelde  ik  geen’  oogenblik  om  
 hem  te antwoorden  Stepnevy de parochie ,  in welke  
 ik woon,  als  ik 'tT X ^ ? »   ben.  Men  liet mij  
 het verfcheiden maaien herhaalen,  tot  zij  het  konden  
 uitfpreeken,  en  toen  riepen  honderd  monden  
 in  eens;  Stepney mar ai  no Toote.  Ik  vernam  
 naderhand dat  dezelfde  vraag den Heer  fqrs t er  
 door  eenen  man  aan  land  gedaan  was;  maar  hij  
 gaf  een  ander  en  indedaad  gepaster  antwoord,  
 zeggende  dat  iemand,  die  op  zee  leefde,  niet  
 zeggen konde  waar  zijn  graf  zonde  wezen.  Het  
 Is  eene gewoonte  op  deeze  eilanden  dat alle groo-  
 te  huisgezinnen  eigen  begraafplaatfen  hebben,  
 daar hunne  overblijfzelen begraaven worden.  Deeze  
 vervallen  met  hun  landgoed op  den  naasten erfgenaam. 
   De  Mar ai  te  Op ar ree  op  Otahhiy  
 toen TOOTAHA  den  fcepter zwaaide,  wierd Ma-  
 rai  no Tootaha  genoemd;  maar  nu  heet  zij  Ma-  
 rai no Otoo.  Welk  een  grooter bewijs  konden wij  
 hebben dat dit volk ons als  vrienden  achtede,  dan  
 dat zij wenschten  zig  aan  ons  te herinneren,  zelfs  
 na het  tijdperk  van  ons  leven?  Men  had  hun  herhaalde  
 reizen  gezegd  dat  zij  ons  niet weder  zouden  
 zien;  zij  wilden  toen  weeten  waar  wij  ofls  
 flof  met  dat  van  onze  ouderen  zouden  vermengen. 
 Alzoo  ik  niet  kon  belooven  of  zelfs  onderdellen 
 len  dat  ’er  meer  Engelfehe  fchepen  naar  deezo  
 eilanden  zouden  gezonden  worden,  verkoos  onze  
 getrouwe  reisgenoot  o e d i d e ë   in  zijn  vaderland  
 te  blijven,  maar  hij  verliet  ons  met  eene  droef*  
 heid,  die  genoegzaam  toonde  welke  achting  hij  
 ons  toedroeg;  ook  zou  niets  dan  de  vrees  va»  
 nimmer  te  zullen  terugkeeren  hem  van  ons  hebben  
 kunnen  fcheurep.  Als  het  opperhoofd  mij  
 zoo  zeer plaagde  dat  ik  tog  weêr  zoude  koomen,  
 antwoordde  ik  hem  fomwijlen  op eene wijze,  die  
 hem  enige hoop  overliet.  o e d i d e e   vatte de mij  
 dan  terftond  daarop,  nam mij  ter  zijde,  en  vroeg  
 mij het nog  eens.  In  kort,  ik  kan  geene  woorden  
 vinden  om  de  droefheid  te  befchrijven,  die  
 in  de  ziel  van  deezen  jongman  plaats  had,  toen  
 hij  heen ging.  Hij zag  op naar het  fchip,  berstte  
 in  traanen uit,  en  viel  neder  in  de  kano.  ( 9 )   De  
 regel  dat  geen  propheet  geëerd  wordt  in  zijn  vaderland  
 ,  wierd  nooit  meer  bewaarheid  dan  bij  
 deezen jongman,  Op  Otahiti  kon  hij  alles krijgen  
 wat  zij  hem  geeven  konden,  terwijl men  hier  
 in  het  minst  geen  acht  op  hem  doeg.  Hij  was  
 een  jongeling  van  een  goed verfland  en,  gelijk de  
 meeste van  zijne  landslieden, van  eene  leerzaame,  
 zagte  en  menschlievende  geaartheid;  maaF,  om  
 zoo  te  fpreeken,  geheel  onkundig  van  hunne»  
 godsdienst,  hunne  regeering,  zeden,  gewoonte»  
 en  overleveringen ;  bijgevolg  zou  men  ook  geene  
 berichten  van  belang  van hem  hebben kunne» 
 win