
 
		Den  zeven  en  twintigften,  met  het aanbreeken van  
 den  dag  ,  waren  wij  twee  derden  van  de  baai  af’  
 gezeild,  en  ,  alzoo  wij  maar  weinig  wind  had-  
 den  ,  was  het  middag  eer  wij  voor  de  Noord*  
 westpunt  waren,  die  nu  N.  8a°  W.  vijf Engel-  
 fche  mijlen  van  ons  af  lag.  Wij  namen  hoogte  
 en  bevonden  ons op  140  39'  30''  Breedte. 
 Sommige  van  onze heeren  twijfelden  of dit wel  
 de baai  van  St. Philip  en St. Jago ware,  alzoo  ’er  
 geene  plaats  was,  die,  naar  hunne  gedagten,  de  
 haven  van  Vera  Cruz  kon  zijn.  Ik ,  voor  mij,  
 vond  dat  de  plaatfen  over  het  algemeen  zoo  wel  
 overeenkwamen  met  de  befchrijving  van  q u i-*  
 ros  dat  ik  ’er  in  het minst  niet  aan  twijfelde.  Het  
 geen  hij  de Haven  van Vera Cruz  noemt,  begrijp  
 ik  de  ankerplaats  in  het  diepst  van  de  baai  te  
 zijn,  die  op  fommige  plaatfen  zig  verder  kan  uit-?  
 ftrekken,  dan  daar  onze  floepen  landden.  Daar  
 is  niets  in  zijne  befchrijving  van  de  haven,  dat  
 deeze  onderfteiming  tegenfpreekt.  (_*)  Het  was  
 natuurlijk  dat  zijn  volk  eenen  anderen  naam  gave  
 aan  de plaats,  daar  het  zoo  lang  ten  anker gele-,  
 gen  had,  dan  die  van  zoo groot  eene  baai.  Eene  
 haven  is  een  onhepaald woord,  gelijk  veele  ande*  
 re  in  de  aardrijkskunde,  en  men  heeft  dien naam 
 zeer 
 C*)   Zie de  geizc  van  qiukos  iq  de Verzameling  van  
 oAt-RYMPL e  I  Deel, 
 geef  dikwijls  gegeeven  aan  plaatfen,  veel  minder  
 befchac  dan  deeze. 
 Onze  officiers namen  waar  dat  het  gras  en  andere  
 planten  op  het  ftrand  groeiden  tot  digt  aati  
 het merk  van  hoog  water,  dat  altijd  een  vastte-'-  
 ken  is  van  eene  ftille  ankerplaats,  en  een  onbe-*  
 twistbaaf  bewijs  dat  ’er nooit  eene  zwa'are  golf op  
 ftrand  flaat.  Zij  oordeelden  dat het getij  omtrent  
 Vier of vijf  voeten  op  en  neder  ging,  en  dat  floepen  
 of  diergelijke  vaartuigen  ,  bij  hoog  water *  
 de rivier  in  zouden  kunnen  vaaren,  die  van  binnen  
 vrij  diep  eü  breed fcheen, zoo dat  deeze  waar-  
 fchijnlijk  eene van  die  rivieren is,  van welke Qul-  
 Ros  gewag maakt,  en,  zoo  wij  ons  niet  bedroo-  
 gen,  zagen  wij  ook  de andere  ( 3 ) . 
 De  baai  had  twintig  mijlen  zee - kustzeS aati  
 de Oöst-zijde*  die  in  de  {trekking van  Z.  é  W.  
 en N.  i  O.  ligt ^  tweernden  Bodem,  en  twaalf  
 aan  de  West-zijde,  welker  ftrekking  Z,  ten  O.'  
 en  NP‘ten W.  is  van  den  bodem  der  baai  tot  twéé  
 derden  vart  derzelver  geheele  léngte,  en  dan  N.  
 W.  ten N.  tot  de  N.  W.  punt.  De  twee  punten  
 ,  welke den  ingang  vormen,  liggen  in  de ftrekking  
 van  Z.  53V OP'en  N.  53°  W.  tien  mijlen  
 van  elkanderen.  Dé  baai  is  overal  vrij  van  gevaar  
 ,  en  van  eene  onpeiïbaafe  diepte  ,  behalven  
 digt  bij  de  kusten,  die  méést  laag  zijn.  Dit  is  
 egter  flegts  eene  zeer  ffoalie  ftróok,  tusfchen  
 het ftrand  en  den  voet  der  bergen;  Want de  baai, 
 zoo