
 
		yoeten  afftands  kwam;  maar  zij  was  waarfchijn-  
 lijk  eerst op  iets anders afgeftooten,  want zij drong  
 naauwlijks  door  het  vel.  De  pijlen  waren  mee  
 hard hout gepunt.  Zoo  dra wij  aan boord  gekoq-  
 men waren,  liet  ik  het  anker  ligten  ,  met  oogmerk  
 om  digt  bij  de  landing-plaats  te  ankeren.  
 Terwijl  men  hier  mede  bezig  was,  vertoonden  
 zig  verfcheiden  van  het  volk  op de laage  rotsachtige  
 punt,-  en  lieten  twee  riemen  zien,  die  wij  
 in  de  fchermutfeling  verloren  hadden.  Dit  be-  
 fchouwde  ik  als  een  teken  van  onderwerping,  
 en  dat  zij  ons  de  riemen  terug  wilden  geeven.  Ik  
 liet mij  egter  overhaaien  om  een  vierponds  kogel  
 pp  hen  aftefebieten,  om  hun  de  kragt van  ons  ger  
 fchut  te  toonen.  De  kogel  reikte  zoo  verre  niet,  
 maar  verfchrikte  hen  zoo  zeer,  dat  wij  daarna  
 geene  meer  zagen,  en  zij  lieten  de  riemen  tegens  
 de iïruiken  ftaan  (8 ) . 
 Het  was  nu  ftil;  maar  naauwlijks  was  het  an?  
 ker voor xfen  boeg,  of daar  kwam  een  koeltjenop  
 uit  het  Noorden,  waarmede  wij  ons  voordeel  
 deeden,  de  zeilen  bijhaalden,  en  de  baai  uit  laveerden, 
   alzoo  het eiland  niet  in  Haat  febeen  onze  
 behoeften  te  vervullen  met  zoo  veel  gemak  
 als ik wenschte.  Ik  had het daarenboven  ook  altijd  
 in  mijne  macht  om  naar  deeze  plaats  weder-  
 tekeeren,  in  geval  ik  meer  Zuidwaarts  geene  betere  
 konde  vinden. 
 Deeze  eilanders  ffcheenen  een  ander  ras  dan  die 
 M  5  van