raakten nooit iets van hunnen eigendom aan, ja
heli's geen hout en water, zonder eerst hunne toe-
flemtning bekoomen te hebben. De kokosnoot
tèn, over de hoofden der werklieden hangende,
waren even zoo veilig als die in het midden van
het eiland. Het was gelukkig dat #er zoo veele
kokosnooten - boomen omtrent de kanten van
de haven waren, die geen bijzondere eigendom
fcheenen, zoo dat wij gemeenlijk de inboorlingen
konden overhaaien om ons enige van deeze
nooten te brengen, daar niets hen kon noopen om
nooten uit het binnenfte van het land aantevoe-
ren.
Wij waren niet geheel zonder ververfchingen;
want behalven de visch, van welke de zegen ons
nu en dan ,voorzag,- kreegen wij dagelijks enige
vrugten en wortelen van de inboorlingen, fchoon
maar weinig naar evenredigheid van hetgeen wij
verteeren konden. De reden waarom wij niet
meer kreegen, was misfchien dat wij hun niets
in ruiling te geeven hadden * dat zij voor kostbaar
hielden. Zij hadden geene de minfte kennis
van ijzers bijgevolg waren fpijkers en ijzer-
gereedfchap, glazen - koraalen enz. die zoo groot
een vertier op de oostlijker eilanden hadden,
hier in geene achting, en doek kan van geen gebruik
zijn voor volk dat naakt loopt.
De voortbrengzelen van dit eiland zijn brood-
vrugt, plataanen, kokosnoocen, eene vrugt als
eene
/
* ' p S
eene perfik , yams, tarra, eene foort van aardappelen
, fuiker-riet, wilde vijgen , eene vrugt
naar eenen oranje- appel gelijkende , die niet eetbaar
is, en enige andere vrugten en nooten, welker
naamen ik niet weet. Ik twijfel ook niet of
de museaat-noot, van welke ik gefprooken heb,
was een voortbrengzel van dit eiland. De brood-
vrugt, kokosnooren en plataanen zijn noch zoo
overvloedig, noch zoo goed als op Otahiti; aan
den anderen kant zijn het fuiker-riet en de yams
’er niet alleen in grooter overvloed, maar van beter
hoedanigheid en veel grooter. Wij kreegen
eene ,van de laatfte , die zes en vijftig ponden
woog, en die geheel goed was. Varkens fcheenen
’er niet fchaarsch te zijn , maar wij vonden
’er niet veele hoenderen. Deeze zijn de eenigile
huisdieren , die zij hebben. Land-vogelen zijn
’er niet meer dan op Otahiti en de andere eilanden
; maar wij vonden enige kleine vogelen, met
eene zeer fraaie pluimaadjen, die wij te vooren
nooit gezien hadden. Daar is hier zulk eene
groote verfcheidenheid van boomen en planten
als op enig ander eiland, dat wij aandeeden, en
daar onze kruidkundigen tijd hadden om te zoeken.
£ 1 3 lk geloof dat dit volk hoofdzaaklijk
van de voortbrengzelen van het land leeft , en dat
de zee Hechts weinig tot hun onderhond ve.rfehaft.
Of dit daarvandaan koome dat de kust geen5 overvloed
van viseh heeft, of omdat «ij Hegte vj?«
P 3 fchers