
1.00 [/Ifey i m l R E I Z E R O N D OM
wierd. Het vet en de reuzel wierden, na ems
met water ge.wasfchen te zijn , in een vat ge-?
daan,datraen even tevoorenvan den groenen bast
Van eenen plataanen-boom gemaakt bad, tegelijk
met twee of drie beete. fteenen 1 en wierden
%an de. eene zijde van het varken geplaatst. . Daar
yyierd een heece fteen bij bet bloed gedaan ,, dat
Ün het blad was opgebonden , en in den oven .gelegd
wierd met broodvrugt en plataanen. Toen wierd
alles met groene bladeren bedekt, waarop de ove*.
rige heete. fteenen gelegd wierden, en over deeze,
bladeren, en weder daarover: allerlei vuil, dat zij
bij de hand hadden, en men eindigde het werk met
alles wel met aarde te bedekken. Terwijl het eeten
dus gebakken wierd, wierd de tafel met groene
bladeren op den vloer gedekt , aan het een .eind,
van een groot, fchuiten - huis. Twee, uuren en
tien.minuu.cen daarna wierd de oven geopend, en
al.het eeten ’er uit gehaald. De inboorlingen,,
die met ons aten, zaten bij elkanderen aan het een
e.ind van de tafel, en wij aan het ander, Het var«
ken wierd voor ons geplaatst, en het vet en bloed
voor.hun, waarmede zij hoofdzaaklijk bun maal
deeden, terwijl zij zeiden dat het Mamity, een
zeer goed eeten, was, en wij zeiden niet alleen,
ipaar dagten ook hetzelfde van hét varken. ( 6 )
Het varken woog omtrent vijftig ponden. Enige ,
d.eelen omtrent de ribben kwamen mij wat al te.
gaar voor, maar de vleeschachtiger deelen waren:)
uitmuntende en het zwoord, dat, met onze wijze
van klaar maaken, naauwlijks kan gegeeten wor«
den j had, aldus toebereid, eene fmaak en geur,-
die alles wat ik van dien aart geproefd heb te bo^
ven ging. Ik heb ’er alleen bijtevoegen dat zij,’
geduurende alle deeze verfchillende bewerkingen,
eene zindelijkheid lieten blijken, wel yvaerdig om
nagevolgd te worden. Ik ben des te omftandiger
in dit bericht geweest, omdat ik mij niet herinner
dat iemand van ons de bewerking van het be*
gin tot het eind gezien had, en omdat het niet
naauwkeurig befchreven is in het dagverhaal van
mijne eerfte reize.
Terwijl de maaltijd gereed gemaakt wierd, be-
zigtigde ik deeze Whennooa van oed id e e . Het
was klein , maar een.aangenaam ftukjen grond,
en de huizen waren zoo gefchikt, dat zij een zeer
aardig dorp vormden, dat zeer zelden op deeze
eilanden het geval is. Zoo dra wij gegeeten hadden,
vertrokken wij naar het fchip met de andere
bigge en enige plataanen, dat alles was wat wij
van onze groote verwagtingen mede bragten.
Op onze terugreis naar het fchip, gongen wij
aan wal op eene plaats, daar wij, in den hoek
van een huis , vier houten beelden zagen , elk
twee voeten lang, op een plankjen ftaande, hebbende
een ftuk doek om hun midden, en eene fooré
van tulband op hunne hoofden, op welken lange
haanen-vederen ftaken. Iemand die in het huis
§y4 G 3 was,