
 
		mige  andere,  welke  wij  gezien  hadden.  Hunne  
 wapenen  zijn  knodfen,  fpeeren  of fchichten,  boo-  
 gen  en  pijlen,  en  deenen.  De  knodfen  zijn  van  
 drie  o f   vierderleie  foorten  ,  en  van  drie  tot  vijf  
 voeten  lang.  Zij  fchijnen  het  meest  vertrouwen  
 te  dellen  op  de  fchichten,  die  driehoekige  
 punten  hebben,  welke  van  weêrhaaken  voorzien  
 zijn.  Om  dezelve  te  werpen,  gebruiken  zij  eèn  
 fluk  dijf  gevlogten  touw,  omtrent  zes. duimen  
 lang,met  eene. lus  aan  het een  eind,  en  een  knoop  
 aan  het ^pder.  De  lus .wordt aan  den  voorden  vinger, 
  van  de  regterhand  gedaan,  en  het ander eind  
 wordt  om  de  ichicht  gedraaid,  daar  het  omtrent  
 op  het  evenwigt  is.  Zij  houden  de  fchicht  tus*  
 fchen  den  duim  en  de  andere  vingeren,  welke  alleen  
 dienen ^m^-bmax^eette--Hgapg' 'fi!  geeven,  terwijl  
 haar  de  fnelheid  wordt  medegedeeld  door  het  
 touw  en  den  voorden  vinger.  Het  touw  vliegt  
 van  de  fchicht,  zoo  dra derzelver (helheid  grooter  
 wordt  dan  die  van  de  hand,  maar  het  bljjft.  aan  
 den  vjngpr»  gereed oni.  apdermaalgebruikt, te worden. 
   f  Zij  dooden  met  hunne  fchichten  vogelen  
 en  visfchen  ,  en  zijn  zeeker  een _doel  te. zullen  
 treffen,  zoo  groot,  als  de  hol van  een’  hoed,  op  
 den  afdand  van  twee,  of twee  en  eene halve  roeden  
 ;  maar  op  eens  zoo  groot  eenen  afdand  is  
 het een  geluk ,  als  zij  een  doel van  de grootte  van  
 eens  menfchen  lighaam  raaken,  fchoon  zij  de  
 fchicht honderd en  tagtig  of twee  honderd  voeten 
 vert 
 ?e rs ze rze l d o é c b vr  <£en, m fis  w o rcZ t. z  é fcn /l-rzri? . j . Sm é& vl/. 
 i%3)y>uzv(r'ya7vJ&f>jil ref^rctrir.  f f . 'l ’lin d e n s  w z -  -rie&.