
terug. De Heer p a t t e n deed den Heer c -o o k ,
bij zijne terugkomst, verflag wat hembi j gebrek
van behoorlijken bijftand, bejegend was; maar hij
kreeg geen ander antwoord dan, dat hij niet meer had
dan hij verdiend had nu hij zijn roer kwijt was, dat
hij de inboorlingen niet had moeten vertrouwen,
maar voorzigtiger wezen. Zijne gantfche onvoorzig-
tigheid beftond egter alleen daarin dat hij wat te laat
op de jagt gebleven was, en dat was veelen anderen
van ons „meer dan eens gebeurd, zonder dat’er iets
van gezegd was geworden.
In den namiddag gongen wij ieder afzonderlijk aan
land wandelen. Mijn vader dwaalde met eenen enkelen
matroos overal in het land om, zonder'van de
Indiaanen in het minst beledigd te worden, en kwam
in den avond met eene menigte nieuwe planten terug,
De inboorlingen bedreeven egter nog enige kleine
dieverijen.
Bladz,. 134 (5 ) , Geduurende deeze opfchudding
zogten wij planten. De eerfte, die ons bijzonder in
het oog viel, was eene fraaije foort van lelie ( Crinum
Afiaticum) en diergelijke kostlijke bloemen troffen
wij weldra nog meer aan. Wij kwamen aan de plaats ,
daar de water - vaten gevuld wiefden, hetgeen uit een’
vijver gefchiedde, welkers water tamelijk ziltig was,
waaruit zoude fchijnen dat deeze vijver onder den
grond met het nabuurig zout meir gemeenfchap heb»
be. Wij gongen voort planten te zoeken in de fcha-
duwrijke bosfchen van mangles-boomen, die rondom
het zout mejr ftaan. Deeze boomen neemen zeer
veel grond in , en groeijen. hoe langer hoe meer in
malkanderen. Zij laaten hunne zaaden niet vallen,
gelijk andere boomen, maar de bevrugte punten der
tak»
takken buigen zig naar den grond, fchieten daar
nieuwe wortelen, en worden alzoo tot nieuwe Hammen
, die wederom nieuwe takken krijgen, x Wij gongen
vervolgens op de jagt naar wilde eeiiden, wanneer
ons berigt wierdwat ’er voorviel, en waarom men
kanon- en fnaphaan-fchooten gedaan had, dat op het
fleelen van eene beuzeling uitkwam, waarvan nog twaalf
fluks aan boord in voorraad waren , en om welker
verlies de kapitein eene dubbele kano in beflag liet
neemen , die. niet eens aan deeze eilanders toebehoorde.
Hoe vreemd ons gedrag den Indiaanen ook naogt
voorkoomen, had het egter dat nut, dat men denüiap-
haan terugbragt. Om ook het kuipers geregdfehap
terug te krijgen, moest ’er nog eene kano in beflag
genoomen worden. De eigenaar, die zelfs in dit
vaartuig; en zig niets, kwaads bewust was, maakte
zig gereed om zijn eigendom te verdedigen , greep
eene fpeer en. mikte op den kapitein; doch deeze legde
met zijn geweer op hem aan , gebood den Indiaan
de werp-fpiets neder te leggen, en fchoot hem,
toen hij daartoe geen’ lust toonde, zonder meer om-
Handigheid, eene.ladiug hagel door zijne vuisten door
zijne kuit , zoo., dat hij, . door dien de fchoot op
eenen geringen afttand gedaan was , van pijn neder-
ftortte.
Toen alles weder bevredigd was, begon de handel
op nieuw.- Deeze natie fcheen tot den koophandel
geboren,; want ieder deed zijn best om iets van onze
merkwaerdigheden interuilen. Onder anderen vonden
zij een bijzonder behagen in jonge honden, van
W f l k e wij op de Sociëteit-Eilanden verfcheiden aan
boord genoomen hadden, om.dezelve op die eilanden
te planten, daar deeze foort van di»ren nog niet zijn
Z 4 zou