
 
		Z.  i  O.  tot  Z.  i  W.  tien  mijlen.  Wij  bleeven  
 Zuidwaarts  fluuren  tot  twee  uuren  na  den  middag, 
   wanneer  w ij,  geen  land meer voor ons ziende, 
   het  Z.  O.  eind  van  Tanna  om  loefden,  en  '  
 met  een  fraai  koeltjen  uit  het  O.  Z.  O.  langs  
 de  Zuid - kust  liepen  ,  op  den  affland  van  eene  
 mijl  van  land.  Zij  fcheen  Heil,  zonder  door  
 klippen  befchermd  te  zijn,  en  het land  even  zoo  
 vrugtbaar  als  in  den  omtrek  der  haven;  het maakte  
 eene  fraaie  vertooning.  Ten  zes  uuren  vertoonde  
 zig  het  hoog  land  van  Erromango  over  
 het  West-eind  van  Tanna,  in  de  flreek  van  N. 
 16° W .;  ten  agt uuren waren wij  het  eiland  voorbij  
 ,  en  Huurden  N.  N.  W.  naar  Sandwich • E i land, 
  teneinde  het verder  opteneemen,  gelijk  ook  
 de  eilanden  naar  het  N.  W.  Den  twee  en  twin-  
 tigften  des namiddags  ten  vier  uuren  kwamen  wij  
 digt  bij  het  Z.  O.  eind,  en,  de  Z.  kust  langs  
 ftevenende,  bevonden  wij  dat  het in  de  Hrekking  
 van W.  en W.  N.  W.  liep omtrent negen mijlen  
 verre.  Omtrent  in  het  midden  van  deeze  lengte  
 ,  en  digt  aan  land  liggen  drie  of  vier  kleine  
 pilandjens,  agter  welke  eene  veilige  ankerplaats  
 fcheen  te  zijn.  Doch  geen*  tijd meenende  te  hebben  
 om  dat  fraai  eiland  te  bezoeken  ,  bleef  ik  
 de kust  langs  flevenen  tot  deszelfs westlijk  eind,  
 en  Huurde  toen  N.  N.  W.  van  het  Z.  O.  eind  
 van Mallicolo,  dat-den volgenden  morgen  ten  half  
 zeven  uuren  N.  140  O.  zeven  of  agt  mijlen  van 
 ons 
 OhS  lag,  en Driebergen-Eiland  Z.  82° O.  Kort  
 daarop  zagen  wij  de  eilanden  Apee;  Paóom  en  
 Amboym.  Dat  wij  onder  den  naam  van  Paoorh  
 begrepen  hadden,  bleek nu  twee  eilanden, te  zijn*  
 naardien  nien  iets  als  eene  affcheiding  zag  tus-  
 fchen  den  berg  en  het  land  ten  W.  van  denzelven.  
 Wij  naderden  de  Z.  W.  zijde  van  Mallieoto  tot  
 op  eene  halve  mijl,  en  zeilden  Op  dien  afHanct  
 langs  deszelfs  kust.  Van  de  Z.  O.  punt  loopt  
 het  land  W.  wat  Zuidlijk,  zes  of  zeven  mijlen*  
 en  dan N.  W.  ten  W.  drie mijlen,  tot  eene  vrij  
 hooge  punt  of Kaap,  liggende  op  16 ’ 2 9 'Breedte 
 ,  en  die  den  naam  van  Zuid -JVest- Kaap  verkreeg, 
   De  kust,  die  laag  is  ,  fcheen  in  en  uit  
 te  loopen  met  kreeken  en  uitfleekende  punten»  
 of anders  waren  deeze puntert  kleine  eilanden,  onder  
 dén  wal  liggende.  Wij. waren  verzeekerd  vati  
 een*  dat  tusfchen.twee  en  drie  mijlen  O.  van  de  
 Kaap ligh  Digt  aan  de W>  Zijde  of punt  van  de  
 Kaap ligt eene  ronde klip  of een eilandjen, dat doof  
 banken aan  dezelve gehecht  is,  en  dat  eene  fraaie  
 baai,  welke  door  èene  bogt  in  de  kust gevormd  
 Wordt,  tegcns  de. heerfchende  winden  helpt  be-  
 fchuttedi 
 De  inboorlingen  vertoonden  zig  bij  troepen  op  
 Verfcheiden  plaatfeh  aan  land,  en  fommige fcheels  
 en  verlangende  om  ip  hunne  vaartuigen naar ons  
 sf te  kooipen  ;  maar  zij  deeden  het  niet*  waar-  
 fehijnlijk  omdat  wij  geen  zeil  minderden.  Vali  
 Q  2  dé