
 
		boord brengen,  want  wij  hadden ’er meer  aan  boord  
 dan  wij  bergen konden. 
 Bladz.  54  ( a).  Zij befchouwden  ons als  een zon*  
 derling volk»  dat naar believen blikzetn en  fterren kon  
 voortbrengen;  onzen  vuurwerken gaven zij den hoog-  
 klinkenden  naain  van  Heiva  Britanni,  het  Britsch  
 Peest. 
 Bladz.  56  ( 3),  Hij  had  in verfcheiden van  deeze  
 eilanden  bezittingen,  van welke hij zig meende te ontdoen  
 ,  om  al  het  zijne  op  Otahiti  bij  malkander  te  
 hebben.  Zulk  een  ontwerp  was  eene  reis  waerdig;  
 hij  bragt verfcheiden perfoonen mede,  die  uit Balabo-  
 ia geboortig waren,  van  welke  een  zijn broeder was,  
 Zij  verzogten met  ons  naar  de  Sociëteit-Eilanden  te  
 inogen vaaren,  dat  de  kapitein  hun zonder  bedenken  
 toeftond.  oedidee  zeide  ons  met  eene  foort  van  
 pocherij,  dpch  egter in vertrouwen,  dat  hij den voo-  
 rigen  nacht  bij  obe^ea  zijne  opwagting  gemaakt  
 had, en  befchouwde dat als eene  groote  eer en een bijzonder  
 voorrecht;  hij  toonde  ons  ook  enige  (tukken  
 zeer  fijn  doek,  die  zij  hem  bij  die  gelegenheid  ge*  
 fchonken  had.  qrerea  was  dan  nog  niet  te  oud  
 voor  het  genot  der  zinlijke  vennaaken,  offchoon  in  
 deeze luchtftreek  de  vrouwen  vroeger  rijp worden en  
 gevolglijk  ook,  naar  evenredigheid,  vroeger  oud  en  
 itoinp worden dan  in. Europa, 
 Bladz.  do  (4 ) .  Den  bevelhebber  over  de  roeijers  
 kan men  enigevmaate met  den  hum«?«« der oude  Grieken  
 vergelijken.  Over  het  algemeen  fehoot  ons, Wj  
 het zien van deeze Otahitifche vloot,  de zee-macht van  
 die  oude  Republikeinen  in;  wij  kreegen  in  het  vervolg 
 yolg aanleiding  beiden  nog  naauwkeuriger met elkan-r  
 deren  te  vergelijken.  Dit  enige  uitgezonderd  dat  de  
 Grieken metaalen hadden, waren hunne wapenen Veel-  
 jfig-t  even  zoo  eenvoudig  en  hunne  wijze  van  vegten  
 even  zoo  onregelmaatig  als  de  Tahitifche,  hoe  ook  
 yader  homerus ,  als  dichter,  dezelve  mag  verfraaien. 
   De  yereenigde  macht  van  geheel Griekenland, 
   die  weleer  tegen s  Troje  in  zee  Itak,  kon  niet  
 veel  aanmerklijker  zijn  dan  de  vloot,  met  welke  
 o t  o o  het  eiland  Eimeo  meende  aantevallen,  en  ik  
 kan mij  de  mille  carinae  zelfs  niet veel gedugter verbeelden  
 dan  eene  vloot Tahitifche  krijgs - kanos ,  van  
 welke een  van  de  vijftig  tot  honderd  en  twintig roeijers  
 vereischt.  De fcheepvaart der oude Grieken ftrek-  
 te zig niet veel verder  uit  dan  heden  ten  dage de Ta-  
 hitifche.  Men  ftak  van  het  een  eiland  naar  het  ander  
 over,  en  dat  was  alles.  De  toenmalige  zeevaa-  
 rers  in  den  Archipel  richteden  bij  nacht  hunne koers  
 naar  de  fterren,  en  zoo doen  ook  die op  de  Zuid-zee  
 nog.  De  Grieken waren  dapper  en  dat de Otahitiers  
 het niet minder zijn moeten,  bewijzen  de menigvuldige  
 lidtekenen  van  hunne  bevelhebbers.  Ook  koomt  
 het  mij  zeer  waarschijnlijk  voor  dat  men  zig  hier te  
 land,  als  het  tot  een  gevegt  zal  koomen,  in  eene  
 foort van razernij  zoekt  te  brengen,  zoo  dat de  dapperheid  
 der  Tahitiers  enkel  eene  foort  van  konftig  
 verwekte  woede  is.  En,  gelijk  ons  homerus  de  
 gevegten  der  Grieken  befchrijftfchijnt  het  dat  die  
 heldenmoed,  welke  alle de door  hem bezongene wonderen  
 voortbragt,  in den grond ook niets anders  was.  
 Laaten wij  deeze  vergelijking  eens  verder  vervolgen.  
 homerus  helden  worden  als  bovennatuurlijk groote  
 en  fterke  lieden  gefchilderd;  even  zoo  hebben  de  
 Tahitifche  bevelhebbers,  in  geftalte  en  fchoónbeid