Van de inwooneren kan ik weinig zeggen, ik
geloof dat zij niet talrijk zijn. Zij fcheenen wakkere,
welgemaakte menfchen; zij liepen naakt,
uitgezonderd om den middel, en fommige hadden
hunne aangezigten , borften en dijen zwart ge-
fchilderd. Hunne vaartuigen waren die van Am-
fierdam volkoomen gelijk, behalven dat zij eene
kleine hoogte, als een boord, aan elke zijde van
het open gedeelte hadden, en enigzints met fnij-
werk verfierd waren, hetwelk toonde dat dit volk
al zoo fchrander is, Deeze eilanden en hunne
vaartuigen koomen wel overeen met de befchrij-
ving, welke d e b o u g a i n v i l l e gegeeven
heeft van die, welke hij omtrent het Zee-vaarers
Eiland zag, dat omtrent onder dezelfde middaglijn
ligt. :
Na dat wij het Wilden-Eiland verlaaten hadden,
bleeven wij W. Z. W. ftuuren met een en
fraaien ootsdijken pasfaac-wind, tot den vier en
twintigften in den avond-, wanneer wij $ gisfende
dat wij niet verre van het eiland Rotterdam waren,
bijlegden , en den nacht doorbragten mee
ónder onze top - zeilen te laveeren. Den volgenden
morgen , bij het aanbreeken van den dag,
flevenden wij westwaarts;, en kort daarop zagen
wij eene keten eilanden , zig ukftrekkende van
het Z. Z. W. door het W. tot in bet N. N. W .,
Den wind N. O. zijnde loefden wij N. VV. op ,
m§t inzigt om de eilanden in die ftreek duidlijker
te
te ontdekken; maar terflond daarop zagen wij
een rif van klippen regt vooruit, dat zig over
eiken boeg tot buiten ons gezigt uitflrekte. Al-
?oo wij dezelve niet konden te boven zeilen ,
moesten wij wenden, en naar het Zuiden af hou*
den, om daar eenen dqortogt te zoeken* Op den
middag was het Zuidlijkst eiland vier Engelfche
mijlen Z. W. van ons. Ten Noorden van dit
eiland lagen drie andere, alle door branding aan
malkanderen verbonden, die wij niet verzeekerd
waren dat niet vast waren aan die, welke wij in
den morgen befpeurd hadden, alzoo wij enige
pasfchen beiden gezien hadden. Wij zagen Ook
enige eilanden ten Westen van deeze vier; maar
Rotterdam was nog niet in het gezigt. Onze
Breedte was ao° 23'Z. en onze Lengte 1740 6' W.
wij hadden geduurende den geheelen agtermiddag
weinig wind, zoo dat het Zuidlijkst eiland, bij
zonne ondergang, W. N. W. vijf Engelfche mijlen
van ons lag, en enige branding, die wij in
het Zuiden gezien hadden , lag nu Z. Z. W.
| W. van ons. Kort daarop wierd het ftil, en
wij waren overgelaaten aan de ongenade van eene
zwaare golf uit het Oosten, die egter bij geluk
geene groote werking op het fchip deed. De flil-
te bleef aanhouden tot den volgenden morgén ten
vier uuren , wanneer zij wierd opgevolgd door
een koeltjen uit het Zuiden. Toen hec licht was,
befpeurden wij enigen fchijn van eene opening
tus