liet zig door de pijtl. Welke hem de fteen veroorzaak*
te, tot eene overijling verleiden, en fehoot, in de eer-«
fte drift, Zijnen fnaphaan, met hagel gelaaden, op
hem af, maar raakte hem bij geluk niet. Hierop ver-
dweenen z ij, en kwamen niet weder te voorfèhijn ,
fchoon wij ons, om de ijdele plegtigheid van bezit-
neeming, aldaar nog enigen tijd ophielden.
Bladz. 119 (5 ). Ëen hunner kermde zeer, zob
dat hij gekwetst moet geweest zijn.
- Bladz. 124 (6 ) . DeeZe Indiaanen noemden ons
de naamen van alle de nabuurige eilanden. Dat met
dehooge klippen heet Terrefethea, dat, hetwelk wij
Zöo bewonderd hadden , heet Tonoomea. Beiden lagen
oostwaarts van ons. Westwaarts lagen Mang#*
m'è en Mango- etee (groot en klein Mango').
♦ ♦ f
«S»
AAN*
OP H E T
TW E E D E HO O FD STUK.
JBladz. 126 ( 1 ) . Men fehoot een’ kogel door zijne
kano;, maar daar ftoorde hij Zig niet aan, maar
roeide geheel bedaard naar de andere zijde van het
fchip. Men vroeg hem het lood ten tweede maale,
en toen dit niet helpen wilde, wierd het verzoek wat
nadruklijker, namelijk door eene landing hagel aangedrongen.
Nu wierd hij in eens gehoorzaam; hij
roeide naar den boeg van het fchip, daar een touw
©ver boord hong, aan hetwelk hij de lijn en het lood
vast knoopte. Hier mede waren egter zijne eerlijker
kndgenooten niet te vreden; maar zij fmeeten hem
uit zijne kano, zoo dat hij zig met zwemmen aan land
moest redden, en, om zijne begaane dieverij, - van de
voordeelen der vermangeling uitgefloten bleef, die de
andere bleeven voortzetten. Wij bekwamen van hun
kokosnooten, uitmuntende yams, broodvrugt, pi-
fangs, pompelmoezen en andere vrugten; ook brag-
ten zij levendige purperkleurige Rallen ( Rallusporphy^
rh) gelijk ook enige reeds klaar gemaakte geregten
te koop, als eene zee-braasfem, die, in bladeren
gewikkeld, onder de aarde geftoofd was, en geftoof-
de vezelachtige wortelen, die zoo zoet fmaakten als
of zij in fuiker ingelegd waren. Alles wierd hun met
fpijkers en doek betaald. De vaartuigen van deeze
l In