kwamen» O f het nu uit deeze, of eene endfre
oorzaak ware, hec verlies was voor ons hetzelfde;
het bragt ons omtrent dit artijkel óp klein
rantfoen, en wij hadden daarenboven nog liegt
brood te eeten ( 6 ) . ■■ > üd lab
Den vijfden gaven de Komng en verfcheiden
andere Grooten ons een bezoek en bragcen,- als
gewoonlijkenige varkens en, vrugten mqde. In
den agtermiddag vertrokken de kruidkundigen
Haar het gebergte en kwamen den volgenden avond
terug, na onder weg enige nieuwe ontdekkingen
gedaan te hebben ( 7 ) . :<'", v
. Den-zevenden in den morgen aan land gaande,
vond ik o t o o aan de tenten en nam de gelegenheid
waar om hem verlof te vraagen van; enige
boomen te vellen voor brandhout. Naardien hij
mij niet wel verftond, geleidde ik hem naar enige
boomen, aan de zee-kust ftaande, daar ik hem
terftond deed begrijpen wat ik hebben wilde, en
bij gaf ’er ook gereedlijk zijne toeftemraing toe.
Ik zeide hemr te zelfden rijd dat ik geene - boomen
zoude kappen, die vrugten droegen. Deeze
belofte gaf hem veel genoegen, en hij zeide het
verfcheiden reizen overluid aan het vo lk ,: dat
rondom ons was» In den agtermiddag gaven hij
en de geheele köningÜjk©;familie, namelijk zijn
vader, broeder en drie zusters Ons een bezoek aan
boord, Deeze was eigenlijk zijns vaders plegtig
bê-göek, Hij bragt mij tot een gefchenk een volledig
rouw-kleed, eene me’rkwaerdigheid, waart
op wij veel prijs Helden, Ik gaf hem daarentegen,
s alles wat hij verlangde, dat niet weinig.was,
en aan alle de andere roode vederen uitgedeeld
hebbend©., bragt ik hen met ,mijne floep naar land.
oTOO was zoo zeer.in zijn fchik met het onthaal,
dat hij en zijne vrienden;genoten hadden, dat hij
mij , bij het fcheiden, zeide. dat ik zoo veele boo •
men konde vellentals ik.wilde, en van de foort, die
mij best zoude dienen.;| (.
In den .macht tusfehen den zevenden en agtften,
omtrent in de middenwagt, wierd- alle oozevriend-
lijke gemeenfehap' afgebrooken door de .achtloosheid
van-eene van onze fchildwagten :iaan, wal.
Deeze, ,of geflaapen, of zijne. p^st verlaaten hebbende
, gaf eenep van de inboorlingen ,gelegenheid
om .zijn geneer wegteneemen. De eerfle
tijding, die.ik,’er van kreeg, was van t e e , dien
oy.oó te dien einde aan boord gezonden had, en
ook om te:; verzoeken dat ik bij hem zoude kodmen,
want dat hij widtciou was. Wij verftondeii hunne
taal niet genoeg om alles te begrijpen wat t e e
ons vertelde maai* wij yqrltonden ’er genoeg van
om te weeten dat ’er iets gébeurd was, ’c welk den
Koning verlegen had gemaakt. Om ’er dan vol-
koomen van onderrigt te worden , gong ik met
TEE en.TAREVAToo naar land, welke laatfte
den geheelen nacht aan boord geflaapen had. Zoo
dra wij aan land kwamenwierd mij de geheeld
C 4 zaak