
 
		de  Toutous  van  dit  voorrecht  zij  uitgefloten;  want  
 wat  de  vrouwen  belangt,  daar is geen  twijfel  aan,  
 want  zij  eeten  nooit  met  de  mannen,  hoe  hoog  
 haar  rang  ook  zijn  moge. 
 Niettegenflaande  deeze  koninglijke  inrigting,  
 was  ’er  egter weinig  aan  o t  o os  perfoon  of hof,  
 aan hetwelk  een  vreemdeling  den  Koning van  den  
 onderdaan  konde  onderfcheiden.  Zelden  zag  ik  
 hem  anders  gekleed  dan  met  een  gemeen  ftuk  
 doek,  om  zijne  lendenen  gewonden,  zoo  dat  hij  
 alle  onnodige  pragt  fcheen  te  vermijden  en  zig  
 zelfs  eenvoudiger kleedde  dan  iemand  van  de  Ea-  
 tees.  Ik  heb  hem  zien  roeijen,  in  het  koomen  
 naar,  of  wederkeeren  van  het  fchip,  te  gelijk  
 met  de  overige  roeijers  ,  en  zelfs  terwijl  enige  
 van  zijne  Toutous  het  zaten  aan  te  kijken.  Alle  
 hebben  vrijen  toegang  tot hem  en  fpreeken  hem  
 aan  daar  zij  hem  zien,  zonderde  minfte  omflan-  
 digheid;  dusdanig  is  de  ongedwongen  vrijheid  
 welke  iedereen  op  dit  gelukkig  eiland geniet.  Ik  
 heb  reeds  aangemerkt  dat  de  opperhoofden  van  
 deeze  eilanden  bij  het  gros  van  het  volk  meer  
 bemind  dan  gevreesd  zijn.  Mogen  wij  hieruit  
 niet  befluiten  dat  de  regeering  zagt  en  rechtvaer-  
 dig  is? 
 Wij  hebben  gezegd  dat  w a h e a t o u a   van  
 fiarubm aap otoo  bevriend  is.  Hetzelfde  kan  
 men  zeggen  van  de  opperhoofden  van  Eimeo,  
 Huaheipe y  XJlieteciy  Otaha  en  Bo>r 
 tabolaj 
 labola;  want  zij  zijn  alle  van  het  koninglijk  ge-  
 flacht  van  Otahiti.  Het  is  eene  regel  onder  de  
 Earees  en  andere  van  hoogen  rang  zig nooit door  
 huwelijk  te  vermengen  met  dé  Tatous  of  andere  
 van minderen  rang.  Waarfchijnlijk  is  deeze  gewoonte  
 eene  groote  aanleiding  tot  het  inflellen  
 van  de maatfchappijen, Eareeoies  genaamd.  Het  
 is  zeeker  dat  deeze  maatfchappijen  den  aanwas  
 van  de  hoogere  klasfe  des  volks,  waaruit  zij  be-  
 ftaan  ,  en  die  zig  in  het  geheel  met  de  laagere  
 klasfe  of  Toutous  niet  bemoeijen,  flerk  fluiten;  
 want  ik heb  nooit  gehoord  dat  een  van  deeze  een  
 Earreoy  was.  Ook  heb  ik  nooit  gehoord  dat  
 een Toutou  in  het  leven  boven  den  rang,  waarin  
 hij  geboren was,  konde  rijzen. 
 Ik  heb  bij  gelegenheid  melding  gemaakt  van  
 de  buitengewoone  graagte  ,  welke  het  volk  van  
 Otahiti  voor  roode  vederen  toonde.  Zij  noemden  
 dezelve  Oora en zij zijn  hier  zoo  kostbaar  als  
 juweelen  in Europa,  bijzonderlijk die,  welke  zij  
 Ooravine  noemen  ,  en  die  op  den  kop  van  de  
 groene papegaai  groeijen;  alle  roode  vederen  zijn  
 wel in  achting,  maar  geene  zoo  als  deeze,  en  zij  
 weeten  de  eene  foort  zeer  wel  van  de  andere  te  
 onderfcheiden.  Veele  van  ons  volk  tragteden  hen  
 te  bedriegen,  door  andere  vederen  te  verwen,  
 maar  ik  heb  nooit  gehoord dat  het  iemand  gelukt  
 zij.  Deeze  vederen  binden  zij  aan  kleine  bos-  
 fen  van  agt  of  tien,  en  maaken  dezelve  vast  aan  
 \i:'  E  5  het