*5° l 77Ï\ R E I Z E R O N D O M
tot het N. W. ten W.. i W ., Kort daarop wend?
den wij en bragten den nacht, die zeer ftormach«
tig was, met laveeren door. Onze gangen waren
onvoordeelig ; want wij bevonden des morgens
dat wij verloren hadden; dit was ook indedaad
geen wonder,, want een oud ftel zeilen aange?
llaagen hebbende , waren de meeste aan flarden
gefcheurd, bijzonderlijk een voor bram-zeil; daf
geheel onbruikbaar was gemaakt. Wij floegen
andere aan de raas, en hielden aan met laveeren,
naardien ik om de Zuidlijke punten van de landen
wilde koomen, of ten minden zoo verre Zuidwaarts,
dat wij in ftaat zouden zijn van derzel-
ver uitgeftrektheid in die ftrekking te oordeelen;
want niemand twijfelde of dit was de Auftralm
delEspiritu Santo van q u ir o s , welke de Heer
dg b o u g a in v i l l e de Groote, Cyclades genoemd
heeft, en dat de kust,, op welke wij nu
waren , de Oost-zijde van het Eiland Aurora
was, dat op 168° 30' Poster Lengte ligt.
De koelte bleef aangroeijen tot wij tot onder?
zeilen bepaald wierden, zoo dat ik, op den agt?
tienden, des morgens ten zeven uuren, uitfcheid?
de met laveeren, dubbel gereefde top-zeilen bijhaalde
, naar het noordlijk eind van het Eiland
Aurora duurde, hetzelve om loefde, en vervolgens
overftak naar het Lazarus Eiland, onder
topzeilen met alle reeven en onderzeilen , met
pene zeer fterke koelte uit het N. O.; maar wij
had-
DE WAERELD. [July 1773] 151
hadden nu het voordeel van eene elfen zee, hebbende
het Eiland Aurora te loefwaart. Op dea
middag lag het noordlijk eind van hetzelve N.
O. ï N. vier mijlen van ons; onze breedte ,
door twee maaien hoogte te neemen, gevonden,
en op deezen tijd overgebragt was 150 1' 30" Z.
en onze Lengte 1680 14 O. (& ) Ten twee
uuren na den middag naderden wij het midden
van het Lazarus Eiland, en wendden twee En-
gelfehe mijlen van land , daar wij geen’ grond
peilden met eene lijn van zeventig vademen. Nu
zagen wij volk op den wal, en verfcheiden fraaie
watervallen van de nabuurige bergen afftortende*
De volgende reis dat wij op dit eiland aanhielden,
kwamen wij tot binnen eene halve mijl van
hetzelve, daar wij dertig vademen water vonden
met eenen zandigen grond; maar eene Engeïfche
mijl van hetzelve a f , hadden wij geen’ grond
met eene lijn van zeventig vademen. Hier
kwamen twee kanos naar ons a f , in eene
van welke drie mannen waren, en in de andere
maar een. Schoon wij alle tekenen van vriend-
fchap maakten, konden wij hen niet nader doen
koomen dan eene fteen-worp ; zij bleeven
maar eene korte wijl en begaven .zig toen naar
land, daar wij eene groote menigte volks in kleine
benden, en met boogen en pijlen gewapend,
zagen ftaan. Zij zijn van eene zeer donkere kleur
e n , uitgezonderd enige verfierzelen op hunne
& 4 borst