tootavaï begon dan met te zeggen dat de hoog-*
fte God of de Schepper van Hemel en Aarde op elk
eiland eenen bijzonderen naam had, of, om het duidelijker
uittedmkken; dat zij op elk eiland aan een
bijzonder Opperwezen geloofden, welk zij boven alle
andere Godheden den voorrang gaven. Op Otahiti
en Eimeo zeggen zij dat de hoogde God O * Rooahot-
zoo is; op Huaheine beweerden zij dat het Tanê was ;
op U lie tea , 0 -roo; op Otaha O r r a ; op Bolahola
Taootoo; op Mowrua 0 -too en op Tabbooa Mannoo
( S a un d e r s -E ila n d ) Taroa. De zee wordt , volgens
hunne meening, van dertien Godheden geregeerd:
i . Oorohaddoo. 2. Tamaooee. '3. Ta - Apee. 4* O-
Tooareeonoo. j>. Tanaea. 6. Tahoumeonm. 7. Ota-
M a uw e . 8. Owha'i. 9. O -W h a t ta . 10. Tahooa.
11. T e -O o ty a . 12. O-Mahooroo. 13. O-JVhaddoo.
Ondanks alle deeze Godheden , zou ’er nog eene andere
zijn, die de zee gefchapen heeft, namelijk Oo-
Marrao. Even zoo is het met de zon gefield; deeze
iou van O -M a u w e e , eenen magtigen God, die de
aardbeevingen veroorzaakt, gefchapen zijn , maar
door eene andere Godheid Tootoomo- H ororirree be-
.woond en geregeerd worden. Naar deezenGod, die
eene fchoone menschlijke geftalte heeft en hair, dat
hem tot aan de voeten nederhangt, gaan, naar hunne
meening, de geftorvene , woonen aldaar, en eeten
broodvrugt. en varkensvleesch, dat niet eerst gaar gemaakt
behoeft te worden. Zij gelooven ook dat elk
mensch een bijzonder wezen in zig heeft, dat naar den
.indruk der zinnen handelt, en van enkele begrippen
gedagten te zaamen fielt (* > Dit wezen noemen
. . . j j zij
( * ) Gedagten heeten Parou no te Oboo, dat is, woordlijk
overgezet, woorden in den buik, of van binnen.
zij Tee, gelijk wij het Ziel heeten; volgens hun denkbeeld
blijft het na den dood overig en woont in de
houten beelden, die om de begraafplaatfen gefield en
daarom ook Tee genaamd worden. De begrippen van
een leven na dit leven en van de verbinding tusfchen
geest en vleesch hebben zig dan tot op de verfte eilanden
der aarde voortgeplant; of men egter hier ook
iets weete van toekoomende belooningen en ftraffen ,
konden wij, hoe waarfchijnlijk mij zulks voorkoomt,
met vraagen niet te weeten koomen. De Maan zou
door eene vrouwlijke Godheid gefchapen zijn. Deeze
heet O-Heenna; zij regeert dat lighaam en woont al-
.daar in de zigtbaare wolkachtige vlekken van deeze
planeet. De vrouwen zijn gewoon dikwijls een kort
lied te zingen', welk op de vereering van deeze Godheid
betrekking heeft; veelligt fchrijven zij dezelve
ook eenen onmiddelbaaren invloed op haare natuur
toe. Het lied luidt aldus;
Te-Oowa no te Malama
Te-Oowa te heenarro,
dat is ;
Het wolkjen in de Maan
Dat wolkjen bemin ik.
Dat, voor het overige, de Tahitifche Maan-Godin
niet de kuifche Diana der Ouden, maar liever de
Phoenicifche Aftarte zijn moet, zullen mijne leezers
niet betwisten. De, fterreft zijn door eene Godin
voortgebragt, die Tettoo - Matdrou genoemd wordt,
en de winden ftaan onder de beheerfchirig van den
God Qrree-Qrree*