
hij in vrijheid wierd geiteld. Hierop vertrok de
menigte; maar t o w h a trad te voorfchijn, riep
hen terug en deed eene aanfpraak tot hen van bijna
een half uur. Zijne redenvoering beftond uit
korte fpreuken, van welke ik zeer weinige verbond;
doch uit hetgeen wij hier en daar begree-
pen, befpeurden wij dat hij gedeeltelijk herhaalde
hetgeen ik tot o t o o gezegd had, dat hij ver-
fcheiden voordeelen opnoemde , welke zij van
ons ontvangen hadden, hun gedrag afkeurde en
hun aanraadde zig in het vervolg beter te gedraa-
gen. De fierlijkheid van zijne gebaerden en de
aandacht, waarmede hij wierd aangehoord, dee-
den zien dat hij een groot redenaar was.
o t o o fprak geen-woord. Zoo dra t o w h a
zijne redenvoering geëindigd had, liet ik de zee-
foldaaten hunne exercitieën verrigten, met fcherp
laaden en met algemeene losbrandingen vuuren;
alzoo zij zeer vaerdig in hunne oefeningen waren,
is de verbaazing , waarin de inboorlingen allen
dien tijd waren, ligter te begrijpen dan te be-
fchrijven, vooral die, welke te vooren niets diergelijks
gezien hadden.
Dit gedaan zijnde, namen de opperhoofden hun
affchéid en vertrokken met al hun gevolg, naauw-
lijks meer vermaakt dan verfchrikt door hetgeen
zij gezien hadden. ( 3 ) In den avond keerde
de Heer f o r s t e r en zijn gezelfchap uit het
gebergte terug , daar zij den nacht hadden doorgebragt
en d^ar zij enige nieuwe planten gevonden
hadden en énige andere, die ook in 'Nieuw - Wét*
lund groeijen. Hij zag Huuheitie , dat veertig
zeemijlen westwaarts ligt , waaruit men over
de hoogte van de bergen op Otcthiti kan oor-
deelen.
Den volgenden morgen had ik gelegenheid het
volk van tien oorlogs - kanos een gedeelte van
hunne roei - oefeningen te zien verrigten. Zij waren
van land afgeftooken voor ik ’er van gewaar-
fchouwdwierd,zoo dat ik ’er alleen bij was* toen
zij weder landden. Zij waren volkoomen ten oorlog
toegerust en het krijgsvolk met hunne wapenen
en in hun oorlogs - gewaad gekleed. Bij het landen
zag ik dat, zoo dra de kano grond raakte* alle
de roeijers ’er uit ‘ fprongen , en met hulp van
enig volk, dat aanland was, de kano op het droo-
ge naar haare plaats fleepten ; zoo dra dit gedaan
was,-gong ieder heen met zijne roeifpaan. Dit
alles wierd met zot> veel fpoed ter uitvoer ge-
bragt, dat men vijf minuuten na dat zij aan wal
gekoomen waren, niet meer zien kon dat ’er iets
van dien aart te doen geweest was. Mij dagt dar
deeze vaartuigen zwak met roeijers bemand waren
, de meest bemande hadden ’er niet meer dan
dertig en de minst bemande zestien of agttien. Ik
merkte op dat de oorlogslieden op het ftellaadjert
de roeijers aanmoedigden om hun best te doen*
.Boven in den krommen heven; boven de ftiturlie-
C % den f