fchen-eeters waren , vond eerder geloof, maar zij
konden ’er niet anders dan met fchrik en afgrijzen van
hooren fpreeken. Tot deeze waarneeming gaf oedi-
d e e mij gelegenheid, die heden eehen geheelen troep
aan boord bragt, die enkel kwamen oiii het hoofd
yan den Nieuw-Zeeland fchen jongeling, dat de Heer
p i C K E R S G i L L in wijngeest bewaard had , te zien.
Het wierd hun in mijne tegenswoordigheid vertoond,
en het kwam mij zonderling voor. dat zij voor dit
hoofd eene eigene benaaming hadden. Zij noemden
het doorgaans Te- Tae-ai, dat zoo veel fchijnt te bekekenen
als menfi:hen - eeter. Door navraagen bij de
voomaamfte en verftandigfte hunner vernam ik dat het
eene oude overlevering onder hen was dat ’er, voor
onheugchelijke tijden, menfchen - eeters op. het eiland
geweest waren', die eene groote nederlaag onder, de
inwooneren aangeregt, en zeer fterke lieden geweest
waren; doch dat zij reeds over langen tijd uitgeftor-
ven waren. omaÏ, met welken ik, na onze terugkomst
in Engeland, hier over fprak, bevestigde dit
zeggen van zijne landslieden met de fterkfte uitdrukkingen.
Mij dunkt dat. deeze omftandigbeid in de
piude gefchiedenis.van Oiahiti moet gegrond zijn;
niet als Wilde ik daaruit befluiten dat ’er Hechts toevallig
enige menfchen-eeters op het eiland geland waren,
en de inwooneren dóór hunne rooverijeri geplaagd
hadden; maar ik geloof veel, meer dat de. oorfprong-
lijke toeftand des gantfchen volks in deeze overleyeT
ring verborgen ligt, en dat alle Tahitiers menfchen-
eeters geweest zijn, eer zij door de.voortreflijkheid
yan het land en der luchtftreek, en door overvloed
yan goed voedzel befchaafd geworden, zijn. Hoe. zon-;
teerling, het ook fchijnen mag, is het niet te min zeer
dat bijna alle volkeren,; in de. alleraudfte tijden ,
rneitmenfchen
eeters geweest zijn. Op Otahiti treft men
?er heden ten dage nog fpooren van gan. Kapitein
pooit vond, bij zijpe eerfte reize in dit land, in een
huis vijftien verfche kinnebakken ophangen, Zouden
deeze geene zegetekenen van hunne vijanden geweest
zijn ? En hetgeen dit niet weinig bevestigt zijn de
menschlijke offerhanden , welke de Heet; coo.k op
zijne laatfte : reize alhier gezien heeft. Zulke offerhanden
zijn dikwerf overblijfzels van het eeten vap
menfchen.
Bladz. 34 ( 3 ) . Des namiddags, kwam towha
weder met zijne vrouw aan boord; zij was reeds eene
vrouw van zekére jaaren, en kwam ons. voor, naar
het uiterlijk aanzien te oordeelen, van een even zoo
goed karakter te zijn als hij. Hun vaartuig beftond
Uit eene groote dubbele kano., met een verdek van
agteren en agt roeijers; de beiden oude lieden baden
den Heer ri o o g e s en mij hen aan land te bezoeken;
wij klommen dan| in hunne kano , en voeren terftond
mede naar Patje. Onder weg vernam towi ia zeer
omftandig naar de gefteldheid en inrigting van het
land, uit hetwelk wij kwamen. Wijl de.Heer ;banks
en kapitein co.o.k de voomaamfte der Europeaanen,
die hij gezien had,. waren , dagt hij dat de eerfte.niets.
minder dan ’s Konings broeder konde zijn, en dat de,
laatfte ten minften Groot Admiraal van. Engeland
moest wezen. Dat wij op. zijne vraagen antwoordden
, hoorde hij met opmerkzaamheid en verwondering
aan; maar toen wij hem zeiden dat l’er bij ons
noch kokosnooten , noch broodvrugt -boomen waren
, fcheenhij Engeland, met alle deszelfs andere yoor-
deelen, egter voor een flegt land te houden. Zoo,
dra wij bij zijne wooning aangeland waren, liet hij.
T 5 vrug