
166 IJuly i 774] R E I Z E R O N D O M
De pijlen , die van eene foort van riet gemaakt
zijn, zijn fomtijds met eene Jange fcherpe purjc
gewapend, van het hard bont gemaakt,, en fomtijds
met eene zeer harde punt van been, en allp
deeze pupten zijn met eene zelfftandigheid bedekt,
die wij voor vergift aanzagen. Het volk zelf be-
jyestigde ons in dit vermoeden, door ons met tekenen
te waarfchuuwen dat wij de punt niet zouden
aanraaken, en ons te verdaan te geeven dat,
•zoo wij ’er door geprikt wierden , wij zouden fter-
yen. Zij gaan ’er zelve zeer omzigtig mede om
en houden die altoos in een pijlkoker. Sommige
van deeze pijlen zijn van twee of drie punten
Voorzien, elke met kleine weêrhaakjens aan de
randen, opdat de pijl niet uit de wond zpude kun*
nen getrokken worden.
Het volk van Mallicolo fcheen ons toe eene geheel
andere natie te zijn dan .alle de andere, die
wij nog ontmoet hadden, en eene andere taal te
fpreeken. Van omtrent tagtig woorden , welke
de Heer ? o r s t e r verzamelde, had naauwlijks
een enige overeenkomst met de taal, welke men
pp alle andere eilanden of plaatfen , daar ik ooit
geweest was, fprak. In veele hunner woorden
koomt de letter r voor, en daar ’er dikwijls twee
o f drie van die letters bij elkanderen kwamen,
vonden wij zulke woorden tpoeijelijk om uitte-
Ipreeken. Ik merkte op dat zij de meeste woor-
^ dep van onzê taal met groote gemaklijkheid uitfpra
D E W A E R E L D . IJuly 1774] *6?
fpraken. Zij drukken: hunne verwondering uit
door te piepen als de ganzen.
Naar het weinige dat wij van het land gezien
hebben te oordeelen, moet het vrugtbaarzijn; f iq)
maar ik geloof dat hunne vrugten zoo goed niet
zijn als die van de Sociëteit- of Vrienden-Manden.
Ik ben zeeker dat de kokosnooten,-hoornen,
die zij hebben, minder van hoedanigheid zijn, .en
hunne broodvrugt en plataanen fcheenen niet veel
beter ; maar hunne yams geleeken zeer goed. Wij
zagen ’er geene andere dieren dan die, welke ik
reeds :Opgenoemd heb. Zij hébben zelfs geenen
mam voor eenen hond fen noemden, dien Broas,
varken,) zij hebben ’er dus ook geenen, waarom
wij hun eenen reu en eene teef ljeten , en
daar is niet aan te twijfelen of zij zullen ’er zprg
voor draagen, alzoo zij zeer op dezelve gefteid
waren ( 1 1 ) .
.. Toen wij in zee .waren, beproefden wij welk
.eene uitwerking eene van de vergiftigde pijlen op
eenen hond zoude .hebben. , Wij hadden dit reeds
den eerilen pacht in de haven beproefd, maar wij
meenden dat wij hem te .weinig gekwetst hadden,
alzoo ’er niets op volgde., De heelmeester, deed
nu eene diepe infnijding in de dije van den: hond,,
waarin hij eene groote hoeveelheid van het vergift
legde , zöo als het van de pijlen gefchrapt
was, en verbond toen de wond met een verband«
Wij dagten enige dagen lang dat de hond niet zoo
h 4 wd