196 1774J R E I Z E R O N D O M
De oude man, van welken ik reeds gefprooken
heb, en nog twee andere, ftonden bij déeze dingen
, ons met tekenen nodigende te landen ;
maar ik was nog niet vergeeten hoe ik op heE
laatst eiland bijna in den ftrik gevallen was, en
dit geleek ’er enigzints naar. Wij antwoordden
door de twee benden tekenen te geeven, dat zij verder
agterwaarts zouden wijken, en ons meer plaats
laaten. De oude man icheen hen te verzoeken
zulks te doen, maar men floeg niet meer acht op
zijn verzoek dan op het ons. Daar kwamen nog
geduurig meer andere bij den troep, en , uitgezonderd
twee of drie oude mannen, alle gewapend.
In kort, alles liep te zaamen om ons
te doen denken dat zij ons meenden aantetasten,
zoo dra wij aan land zouden zijn y waarvan de gevolgen
gemaklijk te berekenen waren; veele hunner
zouden gedood en gekwetst worden, en wij
zouden ’er zelve niet ligt heels lijfs afkoomen,
twee zaaken, die ik even zeer wenschte te vermijden.
Daar zij ons dan de plaats niet wilden
geeven, die wij ^ischten, dagt mij dat het beter
ware hen door fchrik daar toe te brengen, dan
hen ’er toe te noodzaaken , door de doodlijke uitwerkingen
van ons fchiet- geweer. Ik liet dan
eene fnaphaan-fchoot doen over de hoofden van
de bende aan onze regterhand, die verre de flerk-
fte was , maar de fchrik , dien zulks verwekte,
duurde maar zeer kort. In eene« oogenblik
her